Verkeer

Verkeersvragen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 7

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verkeersvragen

Slide 1 - Slide

Youri en Cor naderen een kruising. Moeten ze voorrang geven aan de auto?
A
Ja, ze moeten voorrang geven aan bestuurders die van links en rechts komen rijden.
B
Nee, want ze hebben voorrang. Als de auto afremt mogen ze snel doorfietsen.
C
Nee, ze hoeven alleen voorrang te geven aan bestuurders die van rechts komen.

Slide 2 - Quiz

De kinderen willen rechtdoor fietsen, de vrachtauto wil rechtsaf. Wat moeten de kinderen doen?
A
De kinderen moeten snel doorrijden, dan hoeft de vrachtauto niet te stoppen.
B
De kinderen moeten stoppen en de vrachtauto voor laten gaan.
C
De kinderen mogen voorgaan als ze zeker weten dat de bestuurder van de vrachtauto hen heeft gezien en voor hen wacht.

Slide 3 - Quiz

De fietsers rijden op een fietspad over een rotonde. Een vrachtauto wil de rotonde verlaten. Wat moeten de fietsers doen?
A
Stoppen. Je moet een vrachtauto altijd voor laten gaan.
B
Voorgaan. Ze moeten goed opletten of de vrachtauto voor hen stopt.
C
Geen rekening houden met de vrachtauto. Ze zien aan de haaientanden dat ze voorgaan.

Slide 4 - Quiz

Iris fietst en ziet dit bord. Wat geeft het onderbord hier aan?
A
Dat ze tegenliggers kan tegenkomen op het fietspad.
B
Dat ze tegenliggers voor moet laten gaan op het fietspad.
C
Dat tegenliggers haar voor moet laten gaan op het fietspad.

Slide 5 - Quiz

Lotte wil afslaan. De auto wil rechtdoor. Wie gaat voor?
A
Lotte
B
de auto

Slide 6 - Quiz

De fietsers krijgen te maken met een achteruitrijdende auto. Wat moeten zij nu doen?


A
Ze moeten stoppen en de auto voor laten gaan.
B
Ze moeten de auto voor laten gaan omdat auto's altijd eerst gaan.
C
Ze mogen voorgaan en moeten dus doorrijden, want anders moet die auto zo lang wachten.
D
Ze mogen voorgaan, maar moeten opletten of de bestuurder wel voor hen stopt.

Slide 7 - Quiz

Kijk waar Norah en Judith fietsen en waar Cor en Youri lopen. Wie fietsen/lopen op de goede plaats?
A
Alle kinderen fietsen/lopen op de goede plaats.
B
Judith, Cor en Youri fietsen/lopen op de goede plek.
C
Judith en Youri fietsen/lopen op de goede plaats.

Slide 8 - Quiz

Sem nadert een rotonde. Mag hij op deze rotonde links afslaan?
A
Ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Verkeersborden

Slide 10 - Slide


Wat voor soort bord zie je hier?
A
Je mag hier niet-bord
B
Je moet hier-bord
C
Pas op-bord
D
Kijk hier is-bord

Slide 11 - Quiz


Wat voor soort bord zie je hier?
A
pas op-bord
B
je mag hier niet-bord
C
voorrangsbord
D
je moet hier-bord

Slide 12 - Quiz


Wat voor soort bord zie je hier?
A
je moet hier-bord
B
kijk hier is-bord
C
pas op-bord
D
voorrangsbord

Slide 13 - Quiz


Wat voor soort bord zie je hier?
A
je moet hier-bord
B
kijk hier is-bord
C
je mag hier niet-bord
D
pas op-bord

Slide 14 - Quiz


Wat voor soort bord zie je hier?
A
voorrangsbord
B
je moet hier-bord
C
kijk hier is-bord
D
je mag hier niet-bord

Slide 15 - Quiz


A
Huppelen is niet toegestaan
B
Je mag hier niet alleen over straat
C
Kijk uit voor gevaarlijke mannen
D
Je mag hier niet lopen

Slide 16 - Quiz


A
Je mag hier niet op een paard zitten
B
Het ruiterpad houdt hier op.

Slide 17 - Quiz


A
Je mag hier niet parkeren
B
Je mag hier niet stil staan.
C
Je mag hier niet autorijden

Slide 18 - Quiz


A
Je moet hier naar beneden.
B
Je moet hier je fiets stallen
C
Je moet hier rechts voorbijrijden

Slide 19 - Quiz


A
Hier mag je niet fietsen
B
verboden je fiets te stallen
C
Je moet hier niet fietsen
D
Het fietspad houdt op

Slide 20 - Quiz


A
Je moet hier linksaf of rechtdoor
B
Hier moet je links af
C
Je moet hier rechtsaf of rechtdoor
D
Hier moet je rechtdoor

Slide 21 - Quiz


A
Deze voertuigen mogen hier niet rijden
B
Kijk uit voor.......
C
Je mag hier niet Fietsen (ook brommers en tractoren niet)

Slide 22 - Quiz