Deelvaardigheid + werkwoord IR

Om welk vak 
gaat het? 
  1. Historia
  2.  Economía
  3. Francés
  4. Castellano
  5. Geografía
  6. Educación física
  7. Inglés
  8. Biología
  9. Alemán
  10. Química
  11. Física
  12. Matemáticas
Las asignaturas
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Om welk vak 
gaat het? 
  1. Historia
  2.  Economía
  3. Francés
  4. Castellano
  5. Geografía
  6. Educación física
  7. Inglés
  8. Biología
  9. Alemán
  10. Química
  11. Física
  12. Matemáticas
Las asignaturas

Slide 1 - Slide

¡Puedes elegir! Haz el ejercicio 9 (leer)
o el ejercicio 17 (escribir)
timer
15:00

Slide 2 - Slide

¿Estás listo/a?
Leer = Zoek 10 woorden die je al kent, zoek de betekenis van 10 woorden die je nog niet kent en probeer de tekst te vertalen.

Escribir = Schrijf de hele tekst van opdracht 17 maar gebruik jouw eigen informatie, en probeer de tekst te vertalen.

Slide 3 - Slide

Maak een foto van je huiswerk
en lever het hier in!

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Om welk vak 
gaat het? 
  1. Historia
  2.  Economía
  3. Francés
  4. Castellano
  5. Geografía
  6. Educación física
  7. Inglés
  8. Biología
  9. Alemán
  10. Química
  11. Física
  12. Matemáticas
Las asignaturas

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

El verbo IR
Twee verschillende bronnen (4 y 5), één werkwoord.
(1) Werkwoord 'gaan'
(2) Toekomstige tijd 'ir+a'

Slide 9 - Slide

Haz el ejercicio 13 y 14 en la página 13-14 en tu libro de trabajo.
timer
7:30

Slide 10 - Slide

Wat is het verschil tussen het woord
"esta" en "está"?

Slide 11 - Open question

Kleuren, familie, gebouwen, vakken & ir

Slide 12 - Slide

El ejercicio 13 y 14

Slide 13 - Open question

Ir+a & vervoermiddelen
Voy al instituto en coche.
Vamos a la biblioteca a pie.
Va a la playa en tren.
Váis al cine a caballo
Van al supermercado en autobús
Voy al museo en bicicleta. 
A+EL=AL
timer
2:30

Slide 14 - Slide

timer
1:00

Slide 15 - Slide

timer
2:00

Slide 16 - Slide

timer
2:00

Slide 17 - Slide

Werkwoord "ir" & vervoermiddelen

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Mañana voy a ir al instituto 
¿...?

Slide 24 - Slide

Mañana vamos a comer una paella.
timer
1:00

Slide 25 - Open question

El lunes vas a escuchar música.
timer
1:00

Slide 26 - Open question

La próxima semana van a comprar libros.
timer
1:00

Slide 27 - Open question

¿Qué vas/váis a hacer
en tus vacaciones de verano?

Slide 28 - Mind map

¿Qué vas a hacer ...?
... este fin de semana // esta semana
... la próxima semana // el próximo mes // el próximo año
... en las vacaciones de verano // invierno // otoño // primavera
... en agosto // etc.
Schrijf 5 zinnen in de toekomstige tijd!

Slide 29 - Slide

Haz el ejercicio 27 y 28 en las páginas 
60-61 en tu libro de trabajo. 

Slide 30 - Slide