taalles, begrijpend lezen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

aan het eind van de les:
- begrijpen jullie (de meeste) woorden die met stage en werk te maken hebben.
- hebben jullie de opdrachten gemaakt van het werkblad.
- zijn er hopelijk wat foute antwoorden gegeven want dan kunnen we wat leren!

Slide 2 - Slide

Pak de Ipads/ chromebooks
Ga in de tweetallen zitten 
Als je alles al weet probeer niet alles voor te zeggen voor je buurman/ buurvrouw! 
laat iemand anders een fout maken :)

Slide 3 - Slide

wat is een stagedocent?
A
Een docent die stage loopt bij school.
B
De docent van school die jou helpt je stage zo goed mogelijk uit te voeren.
C
een stagiair die zich voordoet als docent.
D
Een docent die aan die denkt dat die een stagiaire is.

Slide 4 - Quiz

wat is interne stage?
A
stage op het internet
B
stage op zonder internet
C
Stage lopen op school.
D
stage lopen op het schoolplein

Slide 5 - Quiz

Wat is externe stage?
A
Stage lopen bij een bedrijf buiten school.
B
stage lopen in de buitenlucht
C
expres stage lopen
D
stage lopen buiten zicht van de leraren

Slide 6 - Quiz

Wat is een stagebegeleider?
A
persoonlijk begeleider
B
onpersoonlijk begeleider
C
een leidinggevende van het bedrijf
D
Iemand van het stagebedrijf die jou begeleidt tijdens je stage

Slide 7 - Quiz

Wat is een stageverslag?
A
een verslag dat je voor de stage schrijft
B
een verslag wat je schrijft over je leukste stage
C
een verslag wat je schrijft over je stomste stage
D
Een verslag waarin je opschrijft wat je tijdens je stage hebt gedaan en geleerd.

Slide 8 - Quiz

Wat is de werkvloer?
A
een betonnen vloer
B
De vloer van het werk
C
De plek waar wordt gewerkt.
D
dat je gevloerd bent van het werk

Slide 9 - Quiz

Wat is een leiddinggevende?
A
iemand die jou de leiding geeft
B
De persoon op de werkvloer die jou en je collega’s vertelt wat jullie moeten doen.
C
diegene die heeft gewonnen met pispotten en dan mag kiezen
D
iemand die een pijpleiding aangeeft.

Slide 10 - Quiz

Wat is een collega?
A
Een persoon die bij hetzelfde bedrijf werkt als jij.
B
iemand die bij een ander bedrijf werkt als jij.
C
een persoon die altijd naast je staat tijdens het werk.
D
de directeur van het bedrijf

Slide 11 - Quiz

Wat is een werkoverleg?
A
gezellig kletsen met collega's
B
een gesprek over de leukste tiktok die je deze week hebt gezien
C
Een gesprek tussen leidinggevende en collega’s over taken en werkzaamheden.
D
overleg met iemand of je werk leuk vindt

Slide 12 - Quiz

Opdracht 1

Slide 13 - Slide

Hoi, ik ben Roselinde en ik loop stage bij bakker Groen. Ik moet elke ochtend heel vroeg opstaan om de bakker te helpen met het bakken van het brood. Zo kunnen de klanten iedere dag vers brood kopen voordat ze naar hun werk gaan.

Slide 14 - Slide

Hoi, ik ben Bart en ik werk bij fietsenmaker Boemel. Ik begeleid Tessa tijdens haar stage. Als ze iets niet begrijpt, kan ze haar vragen aan mij stellen. Ik let erop dat ze op tijd komt en haar taken serieus neemt.

Slide 15 - Slide

 Hoi, ik ben Saartje en ik loop stage op mijn eigen school. Na de pauzes veeg ik samen met twee klasgenoten de kantine. We maken ook de tafels schoon en zetten de stoelen recht. Onze stagedocent heeft ons laten zien wat de snelste manier is om dit te doen.

Slide 16 - Slide

Hoi, ik ben Willem en ik ben de docent van Aidan. Regelmatig voer ik een gesprek met Aidan en zijn stagebegeleider over de werkzaamheden. Aidan vindt het moeilijk om samen te werken. Daarom geef ik hem tips over hoe hij met zijn collega’s kan omgaan.

Slide 17 - Slide

externe stage 

 interne stage 

 stagebegeleider 

 stagedocent
1. Roselinde loopt een ......
2. Bart is een .......
3. Saartje loopt een .......
4. Willem is een ......

Slide 18 - Slide

opdracht 2, zelfstandig

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Reflectie
- Begrijpen we de woorden?
- Zijn alle opdrachten gemaakt?
- Hebben we fouten gemaakt? GOEDZO!

Slide 22 - Slide

Hoeveel provincies heeft Nederland?
A
tien
B
elf
C
twaalf
D
dertien

Slide 23 - Quiz