Hoofdstuk 4, grammatica zinsdelen deel 2

Welkom!
Fijn dat je er bent. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Fijn dat je er bent. 

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les
kan je hoofd- en bijzinnen herkennen in samengestelde zinnen.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Theorie grammatica zinsdelen herhalen
  • Samen oefenen
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Hoe zat het ook alweer?

Slide 4 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
Hij loopt op straat.
Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin.
Hij loopt op straat, want hij gaat naar de bakker.

Slide 5 - Slide

Hoofdzin
  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
  • De persoonsvorm staat voor in de zin: op de eerste of de tweede plaats.
  • Heeft een zin maar één persoonsvorm? Dan is dit automatisch een hoofdzin. 

Slide 6 - Slide

Bijzin
  • Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet').
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin. 

Slide 7 - Slide

Even oefenen
De jongen liep de trap op en ging zijn kamer in. 

Enkelvoudig of samengesteld?
Hoofdzin of bijzin?

Slide 8 - Slide

Even oefenen
De jongen liep de trap op en ging zijn kamer in. 

Hoofdzin en hoofdzin

Enkelvoudig of samengesteld?
Hoofdzin of bijzin?

Slide 9 - Slide

Even oefenen
Het meisje dat daar loopt, heet Aïsha. 

Enkelvoudig of samengesteld?
Hoofdzin of bijzin?

Slide 10 - Slide

Even oefenen
Het meisje dat daar loopt, heet Aïsha. 

Bijzin en hoofdzin

Enkelvoudig of samengesteld?
Hoofdzin of bijzin?

Slide 11 - Slide

Even oefenen
Het meisje dat daar loopt, heet Aïsha en komt uit Rotterdam.

Enkelvoudig of samengesteld?
Hoofdzin of bijzin?

Slide 12 - Slide

Even oefenen
Het meisje dat daar loopt, heet Aïsha en komt uit Rotterdam.

Bijzin en twee hoofdzinnen

Enkelvoudig of samengesteld?
Hoofdzin of bijzin?

Slide 13 - Slide

Nevenschikkend of onderschikkend
Bij nevenschikking heb je te maken met twee of meer hoofdzinnen. Deze hoofdzinnen worden vaak verbonden door een nevenschikkend voegwoord, zoals en, of, maar en want
Ook twee bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn.

Slide 14 - Slide

Nevenschikking
De jongen liep de trap op, ging zijn kamer in en pakte een boek.
(hoofdzin, hoofdzin, hoofdzin)

Wij hebben afgesproken dat jij de drankjes verzorgt en dat ik een taart meeneem. (hoofdzin, bijzin, bijzin)

Slide 15 - Slide

 Onderschikking
Onderschikking: De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. De bijzin kan vooraan of achteraan staan. Bijzinnen beginnen vaak met een onderschikkend voegwoord, zoals dat, of, waar, omdat, doordat en als. 
Omdat ik graag op tijd ben, gaat mijn wekker al om half zeven.

Mijn wekker gaat al om half zeven, omdat ik graag op tijd ben.

Slide 16 - Slide

Nevenschikking en onderschikkking

Het meisje dat daar loopt, heet Aïsha en komt uit Rotterdam. 

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 2, 3 en 4 op pagina 119. We bespreken de antwoorden tijdens de volgende les.

Tip bij opdracht 4: gebruik de voegwoorden op pagina 120.

Slide 18 - Slide

Enkelvoudige/samengestelde zin?

Slide 19 - Slide

Hoofdzin/bijzin?

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Maak opdracht 2, 3 en 4 af (pagina 119).

Slide 21 - Slide