24e les - 17 de noviembre de 2020 - repetición tema 1

HAVO 4 - español

Herhalen van de grammatica en woorden van TEMA 1
1 / 45
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

HAVO 4 - español

Herhalen van de grammatica en woorden van TEMA 1

Slide 1 - Slide

En la clase de hoy
La clase anterior
Una conversación en español
Repetimos la teoría que me habéis pedido
Evaluamos

Slide 2 - Slide

¿Qué todavía tienes que estudiar muy bien para el exámen de español?

Slide 3 - Open question

Temas gramáticales que queréis repetir
werkwoord ‘ser’ (alle vormen)
werkwoord ‘llamarse’ (eerste drie vormen)
Spaanse alfabet 

Getallen van 0 t/m 20 NE-SP en SP-NE 

lidwoorden enk./mv./mnl./vrl. 
zelfstandige naamwoorden enk./mv, mnl/vrl.

Uitspraakregels

Slide 4 - Slide

Wat betekent 'eres'?
A
ik ben
B
jij bent
C
hij is
D
wij zijn

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord ser in:
Ella .......... española.

Slide 6 - Open question

Welke vorm van ser volgt?
Los bolígrafos ......
A
soy
B
es
C
sois
D
son

Slide 7 - Quiz

¿Te acuerdas? Weet je nog?

Slide 8 - Slide

Als je wilt zeggen wie je bent, kun je kiezen tussen:
A
Soy ... / Eres...
B
Sois.../ Me llamo...
C
Soy.../ Me llamo...
D
Sois.../ Me llamo...

Slide 9 - Quiz

Het hele werkwoord llamarse betekent ....

Slide 10 - Open question


Welke zin is juist?
A
El chico me llamo Alex Ballesteros .
B
El chico te llamas Alex Ballesteros
C
El chica se llama Alex Ballesteros.
D
El chico se llama Alex Ballesteros

Slide 11 - Quiz

¿Te acuerdas? Weet je nog?

Als je llamarse vervoegt, bestaat de vervoeging uit twee delen. Je mag me/te/se/nos/os/se niet weglaten!

Slide 12 - Slide

Neem onderstaande letters over en schrijf op hoe je ze uitspreekt, geef een voorbeeld van
h= , u= , ch= , ll= , j=, v=, g= ñ=

Slide 13 - Open question

De eerste C in het woord "cocina" spreek je uit als een ...
A
K
B
S

Slide 14 - Quiz

De C 's in het woord "Cinco",
spreek je uit als een....
A
S/K: sienko
B
K/S: kienso

Slide 15 - Quiz

Het Spaanse alfabet (spellen):
welke letters spel je heel anders als in het
Nederlands?

Slide 16 - Mind map

¿Cómo se deletrea 'hola'?
A
jota - o - ele - a
B
hache - o - l - a
C
hache - o - ele - a
D
a - de - i - o - ese

Slide 17 - Quiz

Welk woord wordt hier gespeld?
'e - ese - pe - a - eñe - o - ele'

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Video

Let op:
De volgende dia is een sleepvraag, waarbij je de juiste combinaties moet maken. Eerst oortjes indoen!

Slide 20 - Slide

trece
tres
quince

Slide 21 - Drag question

Beantwoord in het Spaans (schrijf uit): treinta y dos + doce = ......?

Slide 22 - Open question

Wat zijn 'bepaalde' lidwoorden in het Spaans?
A
el, la, los, las
B
un, una, unos, unas

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste bepaalde lidwoord in:

'chico'
A
el
B
la

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste onbepaalde lidwoord in

'libro'
A
una
B
un

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste bepaalde lidwoord bij:
' hotel'
A
el
B
la

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:
...... (De) perro se llama Max.

Slide 27 - Open question

¡Es ...... (een) solución muy buena!
A
un
B
una
C
el
D
la

Slide 28 - Quiz

¿Te acuerdas? Weet je nog? 

Slide 29 - Slide

Geslacht herkennen: waar kijk je naar als je wilt weten of een zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is?
A
Naar de eerste letter van het woord
B
Naar de laatste letter(s) van het woord
C
Naar het midden van het woord
D
Naar hoe lang het woord is

Slide 30 - Quiz

Is dit een goede combinatie?
la ascensor
A
No
B

Slide 31 - Quiz

Is dit een goede combinatie?
una identidad
A
No
B

Slide 32 - Quiz

Woorden zoals Verdad, estación, chica zijn...
A
mannelijk en hebben het lidwoord el / un
B
vrouwelijk en het het lidwoord la / una

Slide 33 - Quiz

¿Te acuerdas? Weet je nog?
Vrouwelijk: woorden op - a, ión, -dad, - ud
Mannelijk: woorden op -o, -or, -aje
(Afgezien van de uitzonderingen: la moto, la mano, la foto, la radio, la moto, el problema, el tema, el día)

Slide 34 - Slide

Zet in het meervoud:
el gato

Slide 35 - Open question

Zet in het meervoud:
una ciudad

Slide 36 - Open question

¿Te acuerdas? Weet je nog? 
Meervoudsregel
Als een woord eindigt op een klinker: + s (chico > chicos)
Als een woord eindigt op een medeklinker: + es (borrador > borradores)

Uitzonderingen?

Slide 37 - Slide

Welke letters van dit woord worden ANDERS (als in het Nederlands) uitgesproken in het Spaans?
VINO

A
de v
B
de i
C
de n
D
de o

Slide 38 - Quiz

Hoe spreek je de 'j' uit in het Spaans? Als een ...

Slide 39 - Open question

Hoe spreek je de 'c' uit in onderstaand woord?
vaca

Slide 40 - Open question

Is de uitspraak van 'grande' goed in het audio-fragment?
A
No
B

Slide 41 - Quiz

Preséntate en 10 frases

Slide 42 - Open question

¡Escuchar!
  • ¿Qué? Luister             en raad waar de personen vandaan komen.

* Daniel es: español / portugués / francés
* Susie es: suiza / holandesa / inglesa
* Olga es: española / rusa / alemana

  • ¿Cómo? Con toda la clase (2 veces).

timer
5:00

Slide 43 - Slide

Presénta tu compañero de clase

Slide 44 - Open question

¿Estás preparado/a para este exámen? Explica por qué sí/no

Slide 45 - Open question