Het bezittelijk voornaamwoord / Le pronom possessif

klas 1 hv  Chapitre 3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

klas 1 hv  Chapitre 3

Slide 1 - Slide

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 2 - Slide

Bekijk het filmpje wat in de volgende slide staat goed!

Zet het geluid wel wat zachter, want de muziek is erg luid.



Bekijk het eventueel 2x of kijk even terug.
Laat het goed tot je doordringen.

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 5 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 7 - Slide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 8 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 12 - Quiz

Encore des questions?
Kijk ook op blz. 50 TB
Fais les exercices 29 & 30 

Slide 13 - Slide