VCA oefenvragen H3

H3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
VCAMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H3

Slide 1 - Slide

Wat betekent dit pictogram?
A
Gevaar van vallende voorwerpen
B
Veiligheidshelm verplicht
C
Veiligheidshelm aanbevolen

Slide 2 - Quiz

Wat is een gebruiksregel voor beschermende kleding?
A
Kleding één keer per jaar vervangen
B
Kapotte kleding direct repareren of vervangen
C
Kapotte kleding direct op eigen kosten vervangen

Slide 3 - Quiz

Waartegen kunnen handschoenen geen bescherming bieden?
A
Kou of hitte
B
Gevaarlijke stoffen
C
Draaiende delen

Slide 4 - Quiz

Wanneer moet je een ruimzichtbril dragen?
A
Bij het slijpen, hakken en boren
B
Bij het aan- en afkoppelen van productslangen
C
Bij het autogeen lassen

Slide 5 - Quiz

Wat moet je met je persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) doen?
A
Na ieder gebruik door een deskundige laten controleren
B
Je naam erop laten zetten
C
Er goed voor zorgen

Slide 6 - Quiz

Wat moet je doen met een valbeveiligingsapparaat na een val?
A
De lijn vernietigen en door een nieuwe vervangen
B
Het valbeveiligingsapparaat vernietigen
C
De werking van het valbeveiligingsapparaat laten keuren

Slide 7 - Quiz

Waarvoor is de werkgever volgens de Arbowet verantwoordelijk?
A
Voor de productie van PBM's
B
Voor het ter beschikking stellen van PBM's
C
Voor het gebruik en onderhoud van PBM's

Slide 8 - Quiz

Waarom mag men in de industrie geen metalen veiligheidshelm gebruiken?

A
Omdat een metalen veiligheidshelm elektriciteit kan geleiden
B
Omdat deze de klap van een vallend ding onvoldoende opvangt
C
Omdat een metalen veiligheidshelm hoofdletsel kan veroorzaken

Slide 9 - Quiz

Waarom is het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk?
A
Omdat daarmee ongevallen kunnen worden voorkomen.
B
Omdat je daarmee letsel/schade kan voorkomen.
C
Omdat dit de juiste bronmaatregel is.

Slide 10 - Quiz

Wanneer moet de werkgever gehoorbescherming geven?
A
Vanaf 75 DB
B
Vanaf 80 DB
C
Vanaf 85 DB
D
Vanaf 90 DB

Slide 11 - Quiz

Hoe vaak moet je een valbeveiliging laten keuren?
A
Minstens 1x per jaar
B
Minstens 2x per jaar

Slide 12 - Quiz

Wat is de beste manier om struikelen en vallen bij het lopen te voorkomen?

A
Door een ongeval te melden bij de Arbodienst
B
Door een vrij looppad op de vloer te schilderen
C
Door in de toolboxmeeting het personeel te informeren

Slide 13 - Quiz

Til niet te zwaar. Wat is het advies?
A
Maximaal 23 kilo
B
Maximaal 40 kilo
C
Minimaal 25 kilo
D
Je mag zo zwaar tillen als je wil

Slide 14 - Quiz

Je werkt met giftige stoffen. Welk filtermasker gebruik je?
A
Categorie P1
B
Categorie P2
C
Categorie P3
D
Categorie P4

Slide 15 - Quiz

Wat is een goede veiligheidsregel?
A
Berg materiaal goed op en houd de werkplek netjes
B
Gebruik een ladder om materiaal naar boven te brengen
C
Markeer alle gevaren met rood/wit lint

Slide 16 - Quiz

Wat is een taakrisico analyse?
A
Een inventarisatie van gevaren bij het uitvoeren van risicovol werk.
B
Een checklijst van risico beperkende maatregelen, die je doorneemt voorafgaand aan risicovol werk.
C
Een risico analyse die bedrijven maken voor alle werkzaamheden.

Slide 17 - Quiz

Wanneer moet je een LMRA doen?
A
Alleen wanneer er een taakrisico analyse is gemaakt.
B
Altijd, voorafgaand aan het werk.
C
Alleen wanneer je werkt met collega’s bij dezelfde klus.

Slide 18 - Quiz

Als de omgevingslucht niet kan worden gebruikt, wat moet u dan als adembescherming gebruiken?
A
Een halfgelaatsmasker met verwisselbare filterbus.
B
Een volgelaatsmasker met verwisselbare filterbus.
C
Onafhankelijke adembescherming gebruiken.

Slide 19 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Drinkwater toegestaan
B
Geen drinkwater
C
Kraanwater verboden te gebruiken

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een ongeval?
A
Een blootliggende leiding staat onder spanning.
B
Een bouwvakker struikelt over een steen, maar mankeert niets
C
Een hamer valt van hoogte op het hoofd van een voetganger

Slide 21 - Quiz

Stel: je loopt door de werkplaats en struikelt over een stuk hout.
Waarvan is sprake?
A
Een ongeval.
B
Een bijna-ongeval.
C
Een onveilige handeling.

Slide 22 - Quiz

Stel: je bent aan het lassen zonder een lasbril te dragen.
Waarvan is sprake?
A
Van een aanvaardbaar risico.
B
Van onveilige handeling.
C
Van een bijna-ongeval.

Slide 23 - Quiz

Wat is juist?
A
Je hoeft een bijna-ongeval niet te melden.
B
Een bijna-ongeval hoef je niet te melden als je het oplost.
C
Je moet een bijna-ongeval altijd melden.

Slide 24 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een noodsituatie?
A
Een terroristische aanslag.
B
Een vulkaanuitbarsting.
C
Een evacuatieoefening.

Slide 25 - Quiz

Waar moet jij bijna-ongevallen melden?
A
Bij de arbodienst.
B
Bij je chef/leidinggevende.
C
Bij de overheidsinspectiedienst Veiligheid en Gezondheid.

Slide 26 - Quiz

Wat moet je als eerste doen bij een ongeval met ernstig letsel?
A
Zorgen dat er niet meer mensen slachtoffer worden.
B
De weg vrijmaken voor de politie.
C
Een ongevallenformulier invullen.

Slide 27 - Quiz