smart

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

SMART

SMART staat voor?

Wat weten jullie van SMART doelen?

Bevat een SMART doel een eindtijd?

1. Ja
2. Nee

Op 1 december 2021 weeg ik 65 kilo

1. Wel SMART geformuleerd
2. Niet SMART geformuleerd

Ik wil dat mevr. Jansen tijdens het ontbijt voldoende eet.

1. Wel SMART geformuleerd
2. Niet SMART geformuleerd

doelen belangrijk?

Doelen zijn SMART geformuleerd. Waar zijn de doelen op gericht?

1. Proces
2. Actie
3. Bepaald resultaat
4. Inspanning

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?

1. Dat is slimmer
2. Om te checken of ze behaald zijn
3. Het staat mooier
4. Om tussentijds te checken of je de goede dingen doet

SMART wordt gebruikt voor:

1. Het schrijven van een ondersteuningsplan
2. Controleren of je je dagtaken op werk hebt uitgevoerd
3. Het formuleren van doelen

Maak de doelen SMART

Geef aan op welke manier ze wel SMART of juist niet SMART zijn

Volgend jaar wil Mw Janssen de Marathon gaan lopen

Is dit Smart?

Over 2 maanden ben ik in staat om 

SMART doelen te maken volgens de richtlijnen en gebruik ik deze in mijn BPV verslagen

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?

• Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
• Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald 
• Je kan controleren of je het doel hebt behaald 
• Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)

Even oefenen..

Zie onderstaande doelen en maak ze smart!

Deze staan ook vermeld in de lesbrief.

Maak het volgende doel SMART:

Meneer Janssen wordt drie keer per week gedoucht. Hij vindt het lastig om zijn onderlichaam te wassen en wil hier graag ondersteuning bij. 

Maak de volgende vraag SMART:

Client Jansen van Zorggroep Charim, afdeling de meent wil graag meer contacten leggen met mede clienten de aankomende tijd. Ze houdt erg van zingen en van bingo doen. Welk doel zou je formuleren?

Vragen?

Les 2 SMART

Opdracht

• Beschrijf per domein twee goed geformuleerd SMART doelen. Dit doel bestaat uit één of twéé zinnen.
• Na 30 min klassikaal bespreken

1. Gezondheidsbeleving en instandhouding

2. Voeding en stofwisseling

3. Uitscheiding

4. Activiteiten

5. Slaap/ rust

6. Waarneming en cognitie

7. Zelfbeleving

8. Rollen en relaties

9. Seksualiteit, voortplanting

10. Stress verwerking

11. Waarden en overtuiging