3TL Effent Frans regelmatige werkwoorden

Regelmatige werkwoorden ( les verbes réguliers)

Les 1

Le présent
De onvoltooid tegenwoordige tijd
Imparfait
De onvoltooid verleden tijd
1 / 48
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Regelmatige werkwoorden ( les verbes réguliers)

Les 1

Le présent
De onvoltooid tegenwoordige tijd
Imparfait
De onvoltooid verleden tijd

Slide 1 - Slide

Welke drie groepen regelmatige werkwoorden zijn er?

Slide 2 - Open question

Welke tijden ken je? Geef per tijd een Nederlandse voorbeeldzin.

Slide 3 - Open question

1. Présent (ott)
In deze les gaan we de présent herhalen.
We doen dat met de regelmatige werkwoorden die eindigen op
 -ER
-IR
-RE

Slide 4 - Slide

Ken je werkwoorden die eindigen op -ER, -IR of -RE?

Slide 5 - Mind map

Twee stappen
Om een werkwoord te vervoegen in de présent, moet je altijd twee dingen doen:

1. de stam maken
2. de juiste uitgang erachter zetten
Zie de volgende pagina's!

Slide 6 - Slide

De stam maken
De stam maak je voor alle drie de groepen op dezelfde manier:
je haalt de laatste twee letters van het werkwoord weg.

donner - er = donn
finir - ir = fin
vendre - re = vend

Slide 7 - Slide

Uitgangen toevoegen
Als je de stam hebt gemaakt, zet je de juiste uitgang erachter. De uitgangen zijn per groep anders.
                                  -ER                      -IR                    -RE
je                              e                           is                       s
tu                              es                        is                       s
il/elle/on                e                          it                        -
nous                        ons                     issons             ons
vous                         ez                       issez                 ez
ils/elles                   ent                     issent               ent

Slide 8 - Slide

Welk uitgang hoort erbij?

inviter - j'
A
e
B
is
C
s
D
ez

Slide 9 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

choisir - je
A
e
B
is
C
s
D
ez

Slide 10 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

attendre - j'
A
e
B
is
C
s
D
ez

Slide 11 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

habiter - tu
A
es
B
is
C
s
D
ent

Slide 12 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

finir - tu
A
es
B
is
C
s
D
ent

Slide 13 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

perdre - tu
A
es
B
is
C
s
D
ent

Slide 14 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

chercher - il
A
e
B
it
C
geen uitgang
D
ons

Slide 15 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

remplir - elle
A
e
B
it
C
geen uitgang
D
ons

Slide 16 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

descendre - on
A
e
B
it
C
geen uitgang
D
ons

Slide 17 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

employer - nous
A
ons
B
issons
C
ez
D
ent

Slide 18 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

punir - nous
A
ons
B
issons
C
ez
D
ent

Slide 19 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

répondre - nous
A
ons
B
issons
C
ez
D
ent

Slide 20 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

répondre - vous
A
ons
B
issons
C
ez
D
ent

Slide 21 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

punir - vous
A
ons
B
issez
C
ez
D
ent

Slide 22 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

employer - vous
A
ons
B
issons
C
ez
D
ent

Slide 23 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

rencontrer - ils
A
it
B
e
C
s
D
ent

Slide 24 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

finir - elles
A
issent
B
e
C
s
D
ent

Slide 25 - Quiz

Welk uitgang hoort erbij?

vendre - elles
A
issent
B
e
C
it
D
ent

Slide 26 - Quiz

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
timer
1:00
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
- -
-ons
-ez
-ent

Slide 27 - Drag question

2. L'imparfait ( ovt) drie stappen
Regel:
1. Neem de nous-vorm van de présent.
2. Haal de - ons eraf en dan heb  je de stam.
3. Zet de uitgangen van de imparfait achter de stam.

Slide 28 - Slide

imparfait - verleden tijd
parler                       -                    praten
je parlais                -                    ik praatte
tu parlais                -                    jij praatte
il/elle/on parlait  -                   hij/zij/men praatte
nous parlions       -                   wij praatten
vous parliez           -                   jullie/u praatte(n)
ils/elles parlaient -                  zij praatten

Slide 29 - Slide

Tip!
Op de volgende slide zie je de drie groepen in de imparfait uitgewerkt. 
De uitgangen blijven steeds hetzelfde.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

on (danser, imparfait)
A
dansait
B
dansais
C
danse
D
dansions

Slide 32 - Quiz

nous (chanter, imparfait)
A
chantons
B
chantions
C
chantiez
D
chantaient

Slide 33 - Quiz

elles (parler, imparfait)
A
parlent
B
parlait
C
parle
D
parlaient

Slide 34 - Quiz

je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 35 - Quiz

Nous (connaître) in de Imparfait
A
connaissiez
B
connaissait
C
connaissions
D
connais

Slide 36 - Quiz

CHERCHER - IMPARFAIT
Nous ...
A
cherche
B
cherchons
C
cherchait
D
cherchions

Slide 37 - Quiz

4) répondre imparfait
je
A
répondait
B
répondais
C
repondiez
D
répondions

Slide 38 - Quiz

Zet in de imparfait
nous (grandir)
A
nous grandions
B
nous grandiraient
C
nous grandiez
D
nous grandissions

Slide 39 - Quiz

Zet passer in de imparfait met vous
A
vous passiez
B
vous passez
C
vous avez passé
D
vous passerez

Slide 40 - Quiz

Wat is de goede vorm van de imparfait?
Wij speelden = Nous (jouer)
A
jouais
B
jouait
C
jouions
D
jouiez

Slide 41 - Quiz

prendre - imparfait
on .....

Slide 42 - Open question

réussir - imparfait
ils/elles...

Slide 43 - Open question

Opdracht
Maak een overzichtelijke samenvatting van wat je in deze les hebt geleerd. 
Gebruik daarvoor de werkwoorden donner, finir en vendre. 
Maak er een foto van en upload de foto op de volgende pagina. 

Slide 44 - Slide


Slide 45 - Open question

Dit was de herhaling van de présent en imparfait.

Volgende week gaan we de passé composé herhalen. 
Dan krijg je ook weer een tekst die je moet gaan maken. Houd de weekplanner in de gaten.

Slide 46 - Slide

Extra oefenen
Als je nog wat extra wil oefenen, kan dat via de website op de volgende pagina.
1. zorg dat de taal in het Nederlands staat (vlaggetje linksboven)
2. tijden: présent aanvinken
3. 'regelmatige': aimer, attendre, avertir
4. bevestig-------> oefenen maar!

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link