chap5cd

Qu'est-ce qu'on va faire?
Chapitre 5 voc A B
Grammaire C et phrases clés D
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Qu'est-ce qu'on va faire?
Chapitre 5 voc A B
Grammaire C et phrases clés D

Slide 1 - Slide

Waar komt het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Slide 2 - Open question

un garçon sympa
un quartier calme
une plante verte

Slide 3 - Slide

L'adjectif
vert
un pull
des bottes (v)
des baskets (m)
une robe

Slide 4 - Slide

L'adjectif
un pull VERT
des bottes VERTES
des baskets VERTS
une robe VERTE

Slide 5 - Slide

Attention!
Sommige bijv. naamwoorden zijn anders:
on > onne (bon, mignon)
eux > euse (amoureux, fameux)
if > ive (actif, intensif)
er > ère (fier, cher)

Slide 6 - Slide

Attention!
Sommige bijv. naamwoorden zijn best vreemd:
beau > beaux
nouveau > nouveaux
vieux > ?

Slide 7 - Slide

Attention!
Sommige bijv. naamwoorden zijn best vreemd:
beau > beaux
nouveau > nouveaux
vieux > vieux

Slide 8 - Slide

Attention!
Sommige bijv. naamwoorden zijn best vreemd:
beau > belle
nouveau > ???
vieux > vieille

Slide 9 - Slide

Attention!
Sommige bijv. naamwoorden zijn best vreemd:
beau > belle
nouveau > nouvelle
vieux > vieille

Slide 10 - Slide

maar wat als ...
un (beau) hôtel
un (nouveau) avion
un (vieux) éléphant
hoe lossen we de klinkerbotsing op?

Slide 11 - Slide

Hoe kunnen we dit oplossen?
un "vieux" éléphant / un "beau" hôtel...

Slide 12 - Open question

oplossing klinkerbotsing:
un bel hôtel
un nouvel avion
un vieil éléphant

Slide 13 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la _________________ maison
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les amis _____________________
A
américain
B
américaine
C
américains
D
américaines

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
une personne __________________
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 17 - Open question

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Laura est _________________ (heureux)

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm in:
Mon _________________ copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
la ______________ grand-mère
A
vieux
B
vieille
C
veielle
D
vieilles

Slide 21 - Quiz

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Slide 22 - Open question

Vertaal:
Le prof porte un pantalon (wit) _______

Slide 23 - Open question

Vertaal:
La voiture est très (oud) _____________

Slide 24 - Open question

Vertaal:
C'est une (lange) _________ route pour aller à Paris.

Slide 25 - Open question

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm in:
C'est une région (dangereux) ___________________

Slide 27 - Open question

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
Behalve het rijtje hieronder, de zogenaamde 12 musketiers. Die moet je uit je hoofd leren. Alleen deze staan dus VOOR het zelfstandig naamwoord:

Bon / Beau / Joli
Haut / long / petit
Jeune / grand
Vieux / mauvais 
Nouveau / Gros

Slide 28 - Slide

(wit) une.... page......

Slide 29 - Open question

(nieuw)
un..... jean......

Slide 30 - Open question

(knap)une....actrice.......

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Waar heb je jouw beste vriendin ontmoet?

Slide 33 - Open question

Wat vinden jullie leuk om samen te doen?

Slide 34 - Open question

Wij gamen graag samen.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

FIN

Slide 37 - Slide