This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 1: Krachten
Slide 1 - Slide
Welke vervorming is tijdelijk? plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend
Slide 2 - Quiz
Kan je krachten zien?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quiz
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik op vorige les
paragraaf 1.2
Zelfstandig aan de slag
Slide 4 - Slide
Met welke soort vervorming hebben we te maken in de afbeelding?
A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming
Slide 5 - Quiz
Wat voor soort vervorming is hier te zien
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming
Slide 6 - Quiz
In welk van onderstaande voorbeelden is er sprake van plastische vervorming?
A
Een fietsband wordt flink ingedrukt als Wietske op haar fiets gaat zitten
B
Een polsstok buigt flink door tijdens een sprong van een atleet
C
Jara verbuigt een paperclip om daarmee haar iPad te resetten.
D
Een boom buigt ver mee met een hevige windvlaag
Slide 7 - Quiz
Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.
Slide 8 - Quiz
Noem 3 soorten krachten
Slide 9 - Open question
Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.
Slide 10 - Quiz
het zwaartepunt van een voorwerp zit altijd in het midden
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Een voorwerp is stabiel wanneer het zwaartepunt zich boven het steunvlak bevindt.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Leerdoelen
De leerling kan in natuurkundige begrippen uitleggen wat evenwicht is.
De leerling weet hoe je krachten kunt meten.
De leerlingen weten hoe een krachtmeter werkt.
De leerlingen kunnen de zwaartekracht berekenen.
Slide 13 - Slide
Paragraaf 1.2 Krachten in evenwicht
Krachten konden 3 "effecten" hebben. Vorm verandering, bewegingsveranderen, geen zichtbare gevolgen. In die laatste situatie spreken we over evenwicht.
De krachten zijn dan aan beide kanten even groot waardoor er niets lijkt te gebeuren.
Van dat evenwicht kunnen we gebruik maken als we krachten willen meten. Op een weegschaal of met een krachtmeter (veerunster) gebruiken we dat. De zwaartekracht trekt ons naar beneden en door de normaalkracht of veerkracht worden we omhoog gehouden, de wijzers laten dus eigenlijk zien hoe groot die zwaartekracht is
Slide 15 - Slide
Proef 2,3 & 4
Bekijk de proef in je werkboek.
Maak proef 2, 3 en 4 (let op: het is een proef en geen speelgoed!)
klassikaal bespreken we de proef na.
Slide 16 - Slide
Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Zwaartekracht is overal waar massa is. Toch is de zwaartekracht overal anders, zelfs op aarde verschilt het op de plek waar je bent.
Officieel is de zwaartekracht in Nederland 9,81 N per kilogram. Maar om er makkelijk mee te rekenen ronden we dat af naar 10 N/kg.
Dat wil zeggen: Op elke Kilogram, werkt een zwaartekracht van ongeveer 10 N
Slide 17 - Slide
Paragraaf 1.1 Krachten om je heen
Dit is ook met een formule te berekenen:
Zwaartekracht = massa x 10
𝐹𝑧=𝑚 ∙𝑔
𝑔=𝑔𝑟𝑎𝑓𝑖𝑡𝑎𝑡𝑖𝑒𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 10 𝑁⁄𝑘𝑔
Dus wil je de zwaartekracht uitrekenen: De massa (in kg) maal de grafitatieconstante (9,8 N/kg) is de zwaartekracht
Slide 18 - Slide
Bereken de zwaartekracht van een glas water van 300 gram
A
3000 N
B
3 N
C
30 N
D
300 N
Slide 19 - Quiz
Bereken de zwaartekracht van een een stalen balk van 375 kilogram
A
3750 N
B
375000 N
C
3,75 N
D
375 N
Slide 20 - Quiz
Bereken de massa van een voorwerp waarop 450 N werkt.