Cours de français - ch 3 - cours 3

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Cours de français

Date: le 22  février 2021

Classe: V3B

Prof: Madame Lamari

Le programme d'aujourd'hui:

• Répéter le cours dernier
• Grammaire: le futur proche + le futur simple
• Introduction vocabulaire + texte B
• Résumer + devoirs 

Partie 1: activer vos connaissances 

• Pourquoi choisir le français?
• Que peut-on faire avec le français? 

Partie 2: Grammaire C
le futur proche et le futur simple

Le futur proche:

• Nabije toekomst (proche = dichtbij)
• Lees onderstaande zinnen en probeer te achterhalen hoe je de futur proche maakt. 
  
• 5 minutes!
  
  

1. Ce soir, nous allons regarder un film au cinéma.

2. Marie, je vais t'offrir un cadeau pour ton anniversaire demain. 

3. Madame, vous allez prendre le bus?

Partie 1: Grammaire C
le futur proche et le futur simple

Le futur proche maak je als volgt:

Stap 1: kijk naar het onderwerp van de zin

Stap 2: kies de juiste vorm van het werkwoord ''aller''

Stap 3: zet het hele werkwoord erachter 

Exemple: Mijn zus gaat in Frankrijk reizen (NL)
                     Ma soeur va voyager en France (FR)

Waar bestaat de futur proche uit?

1. een vorm van aller
2. een vorm van aller + heel ww
3. een vorm van avoir + vervoegd werkwoord
4. een vorm van être + voltooid deelwoord

Vertaal (NL-FR):
Mijn ouders gaan een auto kopen.

Zet onderstaande zin in de futur proche:
Aujourd'hui, il visite Paris.

Partie 1: Grammaire C
le futur proche et le futur simple

Le futur simple:

• Wordt vaak gebruikt! Met name als men Frans schrijft.
• Vertalen we met 'zullen'
• Zoek de 'futur simple' in onderstaande zinnen en vertaal ze.
• 5 minutes!
  
  

1. Mon père viendra me voir.

2. L'année prochaine, je ferai un stage au Canada.

3. Plus tard, tu aimeras vivre dans un autre pays?

Partie 1: Grammaire C
le futur proche et le futur simple

Le futur simple maak je als volgt:

Stap 1: kijk naar het onderwerp van de zin

Stap 2: neem het hele werkwoord

Stap 3: zet de uitgangen van 'avoir' erachter 

Exemple: Ma soeur voyagera en France (NL)
                     Ma soeur va voyager en France (FR)

Partie 1: Grammaire C

le futur proche et le futur simple

Attention !

•  Bij werkwoorden op -re vervalt de -e 

- Exemple: J'apprendrai (apprendre)

• Sommige werkwoorden hebben een
  onregelmatige stam in de futur simple. 

Zet onderstaande zin in de futur simple:
L'année prochaine, les élèves (vertrekken)
______ à Lille.

Vertaal (NL-FR):
De les zal om 14:00 uur eindigen.

Résumer + devoirs 

Résumer:

• Qu'est-ce que vous avez appris?
• Quel est le rôle du français dans le monde?

Devoirs pour le 26 février: 

• Apprendre: vocabulaire B + grammaire C (+ aantekening)
• Faire: exercices 8, 10, 11, 13bcd,