kapitel 5 Essen 1. Std Wortschatz

Kapitel 5
Essen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kapitel 5
Essen

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?

1. Schauen und hören
2. Wortschatz 
3. Grammatik Wiederholung: lidwoorden
4. ein- + kein- 

Slide 2 - Slide

Lernziele diese Stunde
Nach dieser Stunde
  • ... kannst du Informationen aus einem einfachen Videofragment holen und Fragen hierzu beantworten.
  • ... kannst du Lebensmittel, Geschirr und Besteck in Deutsch benennen.
  • ... kannst du dein Lieblingsessen bennen

    Slide 3 - Slide

    Welke Duitse woorden ken je die met "Essen und Trinken" te maken hebben?
    Welche deutschen Wörter kennst Du zum Thema "Essen und Trinken" ?

    Slide 4 - Slide

    Neue Kontakte
    Seite 138
    Aufgabe 1
    Schaue dir ds Video an und beantworte die Fragen.
    Aufgabe 2

    Slide 5 - Slide

    Wortschatz
    Was?
    Seite 140 Aufgabe 4 bis 8
    Wie?
    flüstern darf
    Wie lange?
    10 Minuten
    Hilfe?
    frage mich, schau ins Buch Seite 173
    Fertig?
    Seite 140 Aufgabe 9
    timer
    10:00

    Slide 6 - Slide

    Was ist dein Lieblingsessen?
    Was ist Dein Lieblingsessen? Wie heißt es auf Deutsch?
    (2 min)

    timer
    2:00

    Slide 7 - Slide

    Ketten Dialog
    Frage:
    Was ist Dein Lieblingsessen?
     Antwort:
    Mein Lieblingsessen ist .... .

    Slide 8 - Slide

    Was ist dein Lieblingsessen?
    1. Suche ein Rezept von Deinem Lieblingsessen
    2. Welche 6 Zutaten / Handlung brauchst du? Mache eine Wörterliste NL-D         
    3. Schreibe die Wortliste NL-D auf ein Papier und gib sie mir
    Jeder für sich!
    Hilfe: - Benutze mijnwoordenboek.nl -
    Fragen: Frage mich Fertig: Hol Dir bei mir den QR-Code

    timer
    6:00

    Slide 9 - Slide

    Fertig?
    https://kurzlinks.de/vtzg

    Slide 10 - Slide

    Lidwoorden

    Slide 11 - Slide

    DE LIDWOORDEN
    mannelijk
    vrouwelijk
    onzijdig
    meervoud
    der
    die
    das
    die
    Het lidwoord van het meervoud is altijd die

    Slide 12 - Slide

    "der"
    mannelijke personen of dieren

    Slide 13 - Slide

    "die"
    • vrouwelijke personen of dieren
    • de meeste woorden die op -e eindigen
    • - heit -ung -keit -schaft 
    • meervoud!

    Slide 14 - Slide

    "das"
    • "het" woorden
    • verkleinwoorden -chen en -lein
    die Bank → das Bänkchen, das Bänklein
    der Hund → das Hündchen, das Hündlein

    Slide 15 - Slide

    Messer
    A
    der
    B
    die
    C
    das

    Slide 16 - Quiz

    Zitrone
    A
    der
    B
    die
    C
    das

    Slide 17 - Quiz

    Kuh
    A
    der
    B
    die
    C
    das

    Slide 18 - Quiz

    Mädchen
    A
    der
    B
    die
    C
    das

    Slide 19 - Quiz

    m
    v
    o
    mv
    der
    die
    das
    die
    ein
    eine
    ein
    -
    kein
    keine
    kein
    keine
    Even in een schema'tje

    Slide 20 - Slide

    Ist das ... Pferd?
    A
    ein
    B
    eine

    Slide 21 - Quiz

    Möchtest du ... Banane?
    A
    ein
    B
    eine

    Slide 22 - Quiz

    Ich habe Lust auf ... Stück Chocolade
    A
    ein
    B
    eine

    Slide 23 - Quiz

    Mein Vater hat ... Restaurant
    A
    ein
    B
    eine

    Slide 24 - Quiz

    Ich mag ... Zitronen
    A
    kein
    B
    keine

    Slide 25 - Quiz

    Ich will ... Kaninchen
    A
    ein
    B
    eine

    Slide 26 - Quiz

    Hast du ... Rechung bekommen?
    A
    ein
    B
    eine

    Slide 27 - Quiz

    Lidwoorden (een/geen)
    Mannelijk
    Vrouwelijk
    Onzijdig
    meervoud
    ein
    eine
    ein
    -
    Mannelijk
    Vrouwelijk
    Onzijdig
    meervoud
    kein
    keine
    kein
    keine

    Slide 28 - Slide

    uitgangen ein- und kein-
    Ik begrijp dit
    ik begrijp dit en kan het toepassen
    ik begrijp dit een beetje, ik moet wel oefenen
    dit is werkelijk niet te doen...

    Slide 29 - Poll

    Hausaufgaben
    Grammatik Seite 150 Aufgabe 17 -20 

    Slide 30 - Slide

    1

    Slide 31 - Video

    00:00
    der (mannelijk)
    die (vrouwelijk)
    das (onzijdig)
    die (meervoud)
    ein (mannelijk)
    eine (vrouwelijk)
    ein (onzijdig)
    keine (meervoud) (ein is een, en dat kan nooit meervoud zijn)--> dit betekent ook:
    ein Mann-mein Mann
    eine Frau-meine Frau
    ein Kind-mein Kind
    keine Kinder-meine Kinder

    Slide 32 - Slide

    video bekijken
    bekijk de video in de volgende slide. Spreek de zinnen na, de vertaling staat in het Engels eronder!

    Slide 33 - Slide

    Slide 34 - Video

    https://learningapps.org/watch?v=p7zxghdoj22

    Slide 35 - Slide

    0

    Slide 36 - Video

    Video
    Bekijk de video en schrijf de levensmiddelen en de hoeveelheid op die het meisje koopt op de markt. 
    1 Groente is heel lastig in het Duits maar probeer deze te herkennen

    Slide 37 - Slide

    Wat koopt het meisje op de markt en hoeveel?

    Slide 38 - Open question