1 SPEELSTIJLEN + MONOLOOG - Types & monoloog voorstelling (deel 1 kiezen en analyseren)

Les 1 Speelstijlen: types






Theaterles Stad & Esch
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TheaterMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Les 1 Speelstijlen: types






Theaterles Stad & Esch

Slide 1 - Slide

Leerdoel & planning
Lesduur: 2 lesuren
Leerdoel:
3KDR: je maakt kennis met de speelstijl ‘types’ en speelt vanuit vorm.
4KDR: je leert hoe je een betekenisvolle monoloog voor je voorstelling kiest en kunt deze vormgeven in spel en vormgevingselementen.

Planning:
  1. Introductie 'types
  2. 3KDR: oefening 'beste sneeuw' + presenteren
    4KDR:  monoloog voor voorstelling - kiezen!

    Slide 2 - Slide

    Wat is een typetje?

    Slide 3 - Slide

    Hoe speel je een type?
    • Groot spel
    • Overdreven gebaren
    • Kenmerken uitvergroten

    Let op de VORM van je type!

    Slide 4 - Slide

    Slide 5 - Video

    Slide 6 - Video

    Slide 7 - Video

    Slide 8 - Video

    Slide 9 - Video

    Slide 10 - Video

    Kijkvraag
    1. Wat valt je op aan de manier van spelen in "the mask?"
    2. Wat zag je aan de buitenkant van het personage?

    Slide 11 - Slide

    Oefening 'uitvergroten'
    • Loop rond door het lokaal.
    • Docent noemt een lichaamsdeel
    • Vergroot dit uit in je loopje.

    Slide 12 - Slide

    Voorbeeld types
    Zenuwachtig
    Sloom
    Giechelend
    Haastig
    Goois
    Belgisch
    Nors
    Verveeld
    Achterdochtig
    Angstig
    Schrikachtig
    Schoonmaak
    Zelfverzekerd
    Arrogant   etc.
    Dromerig
    Doof
    Tuttig
    New Kids
    Bemoeizuchtig
    Zorgzaam
    Drama queen
    Schrijf op:
    Welk type ga je spelen?
    3KDR

    Slide 13 - Slide

    3KDR

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Slide 17 - Slide

    4KDR

    Slide 18 - Slide

    4KDR

    Slide 19 - Slide

    Extra opdracht
    • Bedenk per persoon een typetje:
      -> karakter
      -> fysiek
    • Maak in 2/3 tal een scène waarin je typetje naar voren komt.
    • We spelen voor de klas.

    Slide 20 - Slide

    Presenteren / voortgang
    • 3KDR: presenteer 'beste sneeuw'
    • 4KDR: presenteer je dagboekmonoloog

    Slide 21 - Slide