21-05-2025 les D1B/D1C pc + bijv nw herhalen + werkblad

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Prenez vos livres
10 minutes d'apprentissage


- Voca A + B + E + F (F-NL / NL-F) → p.40-41
- Les phrases-clés (zinnen) C + G (F-NL / NL-F) → p.42
- Grammaire D + H → p.43

Bonjour à tous!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Prenez vos livres
10 minutes d'apprentissage


- Voca A + B + E + F (F-NL / NL-F) → p.40-41
- Les phrases-clés (zinnen) C + G (F-NL / NL-F) → p.42
- Grammaire D + H → p.43

Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Vrijdag 23 mei
PROEFWERK CHAPITRE 5
Wat moet je leren?

- Voca A + B + E + F  (F-NL / NL-F) → p.40-41
- Les phrases-clés (zinnen) C + G  (F-NL / NL-F) → p.42
- Grammaire D + H → p.43

Slide 2 - Slide

Woensdag 28 mei
PROEFWERK CHAPITRE 5
Wat moet je leren?

- Voca A + B + E + F  (F-NL / NL-F) → p.40-41
- Les phrases-clés (zinnen) C + G  (F-NL / NL-F) → p.42
- Grammaire D + H → p.43

Slide 3 - Slide

Aujourd'hui
- Réviser la grammaire
- Au travail!

Slide 4 - Slide

Le passé composé
Wat weten we hier nog van?

Slide 5 - Slide

En néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: je bent ergens op vakantie geweest en je vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.

Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt

Slide 6 - Slide

Le passé composé
Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt

De passé composé bestaat uit 2 delen 

Deel 1: een vorm van het werkwoord hebben -> avoir
Deel 2: het voltooid deelwoord





Slide 7 - Slide

Hoe maken we de passé composé?
De passé composé bestaat uit 2 delen, 

deel 1:
Een vorm van het werkwoord avoir

Slide 8 - Slide

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je de juiste vorm van het werkwoord avoir hebt,
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é

ik heb gepraat - ik heb gekeken - ik heb gewerkt

praten = parler
kijken = regarder
werken = travailler

 Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekeken = J'ai regardé
Ik heb gewerkt = J'ai travaillé









Slide 9 - Slide

Exercice
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
1. Vous (écouter) _________________ une chanson française.
2. J' (trouver) ______________________ mes clés.

Slide 10 - Slide

   Kort stappenplan 
1. Kies de juiste vorm van het werkwoord avoir
2. Maak het voltooid deelwoord (stam + é)


De formule: Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 11 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Wat weten we hier nog van?

Slide 12 - Slide

In het Nederlands
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen? 
-> Ik heb een rode auto.
-> De kat is zwart.

Slide 13 - Slide

In het Frans
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan 
aan het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort.


  


      m
       v
    enk
       -
     +e
    mv
     +s
    +es

Slide 14 - Slide

Exemples
le sac à dos (rouge) -> le sac à dos rouge
ma soeur est (petit) -> ma soeur est petite
les garçons (intelligent) -> les garçons intelligents
mes amies sont (grand) -> mes amies sont grandes
      m
       v
    enk
       -
     +e
    mv
     +s
    +es

Slide 15 - Slide

Als het bijvoeglijk naamwoord al eindigt op een 'e' of 's' ..... 

La voiture rouge
Les sacs à dos gris.

      m
       v
    enk
       -
     +e
    mv
     +s
    +es

Slide 16 - Slide

Uitzonderingen

Slide 17 - Slide

Exercice
               

  Ma copine est (beau) ____________.
  Les garçons sont (grand) __________.

    
    







Vul de juiste vorm in van het bijvoeglijk naamwoord.

      m
       v
    enk
       -
     +e
    mv
     +s
    +es

Slide 18 - Slide

Au travail!
Maak het werkblad

Fini? -> continuez à apprendre:
- Voca A + B + E + F (F-NL / NL-F) → p.40-41
- Les phrases-clés (zinnen) C + G (F-NL / NL-F) → p.42
- Grammaire D + H → p.43

Slide 19 - Slide