Schrijven 5.4 - 1 kgt

5.4 Schrijven (toets)
Lesdoelen:
• Je kunt een informatieve tekst schrijven
• Je kunt een tekst in 3 delen indelen
• Je kunt verwijswoorden correct gebruiken

Leerteksten:
Een informatieve tekst schrijven  
Afwisselen 2: verwijswoorden  

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

5.4 Schrijven (toets)
Lesdoelen:
• Je kunt een informatieve tekst schrijven
• Je kunt een tekst in 3 delen indelen
• Je kunt verwijswoorden correct gebruiken

Leerteksten:
Een informatieve tekst schrijven  
Afwisselen 2: verwijswoorden  

Slide 1 - Slide

Wat hoort niet in het slot van een informatieve tekst? Kies 2 antwoorden.
A
Samenvatting van belangrijke feiten
B
Een conclusie trekken
C
Geen herhaling van hoofdpunten
D
Nieuwe informatie

Slide 2 - Quiz

Wat weet je nog over het schrijven van een informatieve tekst?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

In een informatieve tekst geef je je eigen mening.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Het tekstdoel van een informatieve tekst is amuseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Informatieve tekst
betogende tekst
vooral feiten
brochure
overtuigen
informeren
vooral mening
standpunt onderbouwen

Slide 7 - Drag question

In een informatieve tekst staan vooral feiten.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Een verslag is een voorbeeld van een informatieve tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Met de inleiding van een tekst probeer je de aandacht van de lezer te trekken.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

In een inleiding vertel je al iets over het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

In het slot geef je nieuwe informatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

In het slot herhaal je de belangrijkste informatie uit de tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Je mag in een tekst afwisselen met de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Aantekeningen
Ezelsbruggetje: wanneer is het
                     die en dat
Heel eenvoudig: 

die gebruik je bij de woorden: de man die daar loopt.
dat gebruik je bij het woorden: het meisje dat daar loopt.

Slide 19 - Slide

Aan het werk
Je schrijft een informatieve tekst over een pretpark, een stad of een sport.
Je schrijft 3 alinea's in de kern, iedere alinea is een deelonderwerp. 
Schrijf een slot en een inleiding.
Je schrijft voor jongeren van jouw leeftijd.

Slide 20 - Slide