Ma 19-12-22 3.5

1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

T33
Montag, 19. Dezember 2022

Slide 2 - Slide

die Planung
  • Grammatik E
  • Aufgabe 9 und 10
  • Aufgaben 

Slide 3 - Slide

Grammatik E

der/ein schema

Slide 4 - Slide

naamval
zinsdeel
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
ow (hij)
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
4e
lv (hem)
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
naamval
zinsdeel
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
ow (hij)
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
4e
lv (hem)
den Mann
die Frau 
das Kind
die Kinder
der-schema: behoren der, die ,das
ein-schema: behoren ein, mein, kein, dein, sein, ihr, unser, euer/eure, ihr, Ihr

Slide 5 - Slide

Stappenplan
1. Bepaal het woord waarvan je de uitgang zoekt:
Hoort die bij de der-groep of ein-groep
2. Bepaal of het mannelijk, vrouwelijk, onzijdig, meervoud is.
3. Kijk of de naamval wordt bepaald door: 
voorzetsel: (durch, für, gegen, ohne um = 4e naamval)
werkwoord: (fragen, bitten, es gibt, kosten, interessieren = 4e naamval)
zinsontleding
4. Bepaal de naamval. Schrijf de juiste uitgang op.

Slide 6 - Slide

Zinsontleding
Stap 1: pv/gezegde (alle ww)
Stap 2: vraag stellen: wie/wat + gezegde --> dat is het onderwerp (1e nv)
Stap 3: vraag stellen: wie/wat + gezegde + onderwerp --> dat is het lijdend voorwerp (4e nv)



BV. Ich suche eine Torte.
Stap 1: pv/gezegde= suche
Stap 2: wie/wat zoekt? --> ich --> onderwerp
Stap 3: wie/wat zoek ik? --> een taart --> lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

3.5 Aufgabe 3, 9, 10
im Buch: Seite 117 + 122

Slide 8 - Slide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
 Kapitel 3 Lektion 5 Aufgabe: 3, 9, 10

  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 14:00





An die Arbeit!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide