9.3 Stijlfiguren, samenstellingen en afleidingen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

9.3 Formuleren 

Signaalwoorden, stijlfiguren en samenstellingen

Herhaling =

1. De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker genoemd, maar net iets anders.
2. Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
3. Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
4. Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Wat betekent 'overdrijving'?

1. iets mooier maken dan het is
2. kunnen drijven
3. ergens overheen varen

Is er in de onderstaande zin sprake van herhaling of overdrijving?

Ik sta hier al eeuwen te wachten.

1. Herhaling
2. Overdrijving

Is er in de onderstaande zin sprake van een herhaling of een overdrijving?

‘Wil je daar nu echt, echt mee stoppen’!

1. herhaling
2. overdrijving

Herhaling of overdrijving?

Ik heb je lief zoals je soms als een gouden zomerdag bent, nee, nee, nee, ik heb je lief zoals je bent.

1. herhaling
2. overdrijving
3. beiden

Herhaling of overdrijving?

Voor de zoetste verleidingen ga je naar 'De Chocoladefontein’.

1. herhaling
2. overdrijving

Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving?

1. De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel.
2. Het was een eindeloos durende dag.
3. Het was een doodsaaie dag.
4. Het was een leuke dag.

Bij welk stijlfiguur horen deze signaalwoorden?
niet alleen ... maar ook

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden

Bij welk stijlfiguur horen deze signaalwoorden?
daarom, want, omdat

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden

Bij welk stijlfiguur horen deze signaalwoorden?
daarentegen

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden

Bij welk stijlfiguur horen deze signaalwoorden?
namelijk

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden

Bij welk stijlfiguur horen deze signaalwoorden?
vervolgens

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden

Welk van deze is een samenstelling?

1. zonnetje
2. terugbetalingsregeling

Welk van deze is geen samenstelling?

1. steensoort
2. schoenenmerk
3. dramatisch
4. kopbal

Wat is het grondwoord van:
ongelukkiger

Wat is het grondwoord van:
prijsvraag

grondwoord

Hoe ga jij je voorbereiden op de toets?

Hoe denk jij de toets van Nederlands te gaan maken?

1. Het is een makkie voor mij!
2. Ik zie er tegenop.
3. Ik denk dat het wel goed komt.
4. Als ik goed ga leren, dan moet het lukken.