1 dec 2L

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Kauwgum in de prullenbak
Ga zitten volgens de plattegrond (vraag bij de docent jouw plaats)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Kauwgum in de prullenbak
Ga zitten volgens de plattegrond (vraag bij de docent jouw plaats)

Slide 1 - Slide

Boek lezen. Geen boek ? melden en nos.nl
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag:
  • fictieproject
  • blooket
  • woordsoorten : kww, hww, zww
  • korte pauze
  • maken/huiswerk
  • einde les

Slide 3 - Slide

fictieproject

Slide 4 - Slide

blooket
zinsdelen

Slide 5 - Slide

 Je leert wat een koppelwerkwoord is.

Je leert wat het verschil is tussen
zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden.






Slide 6 - Slide

Werkwoorden
In een zin kun je drie verschillende soorten werkwoorden hebben:

1. zelfstandig werkwoord [zww]
2. hulpwerkwoord [hww]
3. koppelwerkwoord [kww]


Slide 7 - Slide

Herkennen van [hww] en [zww]
1. Als de zin maar één werkwoord heeft dan is dat zelfstandig:
Wij winnen de spannende wedstrijd.

2. Als de zin meerdere werkwoorden heeft dan is er maar één zelfstandig werkwoord, de rest zijn hulpwerkwoorden:
Wij hebben zaterdag de spannende wedstrijd gewonnen.
Wij willen zaterdag de spannende wedstrijd winnen.


Slide 8 - Slide


Wat is het zelfstandig werkwoord?

Hij wil volgend jaar zijn hele huis laten schilderen.
A
schilderen
B
wil
C
laten
D
zijn

Slide 9 - Quiz


Wat zijn de hulpwerkwoorden?

Ik hoop dat we de film in de bios kunnen gaan kijken.
A
hoop + kunnen + kijken
B
hoop + kunnen + gaan
C
kunnen + gaan
D
gaan + kijken

Slide 10 - Quiz

3. Koppelwerkwoord [kww]
Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen





Slide 11 - Slide

Ezelsbrug koppelwerkwoorden

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?
Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:
Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.
Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww
Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Slide 13 - Slide

Zww, Hww of Kww?
Een zin heeft dus ALTIJD een zww of een kww!
Alle andere werkwoorden zijn dan hww

John woont op de hoek van de straat. = zww
John lijkt een sportieve man. = kww
John kan heel goed voetballen. = hww + zww
Door trainen is hij heel goed geworden. = hww + kww

Slide 14 - Slide

'zijn' 
LET OP! Het werkwoord zijn kan alledrie zijn!

Ik ben op school. = zww (zich bevinden)
Ik ben gisteren naar de bios gegaan. = hww + zww
Ik ben heel sportief. = kww (eigenschap)


Slide 15 - Slide

 'worden'
LET OP! Het werkwoord worden kan hww/kww zijn!

Ik word morgen 16. = kww (eigenschap)
Er wordt veel gepraat over corona. = hww + zww



Slide 16 - Slide

3. Koppelwerkwoord [kww]
Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen





Slide 17 - Slide

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?
Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:
Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.
Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww
Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Slide 18 - Slide

Wat is het KWW in deze zin?
'Een beter milieu begint bij jezelf.'

A
Beter
B
Begint
C
Er is geen KWW
D
Jezelf

Slide 19 - Quiz

Wat is het KWW in deze zin?
'Mijn oma wordt morgen honderd jaar.'
A
Wordt
B
Er is geen KWW
C
Honderd
D
Mijn oma

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide


De column in dit tijdschrift schijnt wel 8 spreekwoorden te bevatten. [zww] =
A
schijnt
B
bevatten

Slide 22 - Quiz


Helaas werd de camera boven het stoplicht niet opgemerkt. [hww] =
A
werd
B
opgemerkt

Slide 23 - Quiz


Tot onze verrassing bleek hij heel humoristisch te zijn. [kww] =
A
bleek
B
zijn

Slide 24 - Quiz


Voor de 3e keer dit jaar zijn ze aan het staken. [zijn] =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 25 - Quiz


Na zijn debuut bij FC Twente zou hij onverminderd fanatiek blijven. [blijven] =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 26 - Quiz


De slechte oogst is het gevolg van langdurige droogte. [is] =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 27 - Quiz

Welke definitie hoort bij wat?
hww
zww
kww
alle andere werkwoorden in de zin
geeft aan wat het onderwerp is/wordt
geeft aan wat het onderwerp doet

Slide 28 - Drag question

Slide 29 - Link

Korte pauze!
timer
5:00

Slide 30 - Slide

samen maken : opdracht 4
(blz 217)

Slide 31 - Slide

maken
Maak cursus 5 grammatica 
§6 zww.hww.kww
blz 216-217
opdracht 1,2,3

timer
20:00

Slide 32 - Slide

Einde les 

Slide 33 - Slide

1 dec 2L

Slide 34 - Slide