5.5 Woorden

Instructie
Nieuw Nederlands

5.5 Woorden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Instructie
Nieuw Nederlands

5.5 Woorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Je kent ongeveer 25 nieuwe woorden schrijven en interpreteren

Je weet hoe je de betekenis vindt in de tekst

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Geen instructie!
Ziek
Gezond
De afwijking
Bewijken
depressief
De infectie
goede weestand
veel vitamines 
Goede conditie
Fruit

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Woorden
de afwijking: de verandering, iets wat anders is dan het normale
bezwijken: 1 doodgaan 2 het opgeven
constant: voortdurend, altijd
exact: precies
de formule: vaste regels om iets uit te rekenen
gemiddeld: 1. de doorsnee (precies uitgerekend) 2. ongeveer maximaal
hoogstens: niet meer dan
minimaal: minstens, niet minder dan
schatten: beoordelen, raden
steunen: helpen, zorgen dat iets of iemand niet omvalt
stoer: flink en sterk
zich opwinden: je kwaad maken

























Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Testje!

Slide 6 - Slide

Bron: https://nl.123rf.com via Google
Wat betekent maximaal?
A
Beoordelen
B
Niet meer dan
C
precies
D
raden

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met het woord maximaal.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent bezwijken?
A
Doodgaan
B
Zweten
C
de doorsnee
D
het opgeven

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een instructie schrijven



Met een instructie geef je informatie hoe de lezer iets moet doen, maken of uitvoeren.

Slide 10 - Slide

Je hebt net zelf gemerkt hoe het is om iets zonder en met een instructie te doen.
Maak een zin met het woord bezwijken.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent schatten?
A
veroordelen
B
beoordelen
C
zeker weten
D
raden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met het woord schatten.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent "zich opwinden"?
A
slapen
B
verdrietig zijn
C
je kwaad maken
D
je druk maken

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met de woorden "zich opwinden".

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent het woord "formule"
A
vaste regel om iets uit te rekenen
B
Vaste plek om te parkeren
C
vaste recept voor een gerecht
D
vaste onderdelen van een auto

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met het woord "formule".

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent het woord constant?
A
nooit
B
soms
C
zelden
D
altijd

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Maak een zin met het woord "constant".

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Maak de zin af:
Ik kan mij opwinden over...

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Maak de zin af:
Ik vind iemand stoer die...

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Maak de zin af:
Ik erger me als iemand constant...

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Maak de zin af:
Een rare afwijking van iemand is...

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Zo schrijf je een duidelijke instructie
  • Noteer in de titel waar de instructie over gaat: Zo bak je pannenkoeken.
  • Schrijf op welke spullen je nodig hebt: Neem schaar, papier, hamers en spijkers.
  • Schrijf ik korte en duidelijke zinnen op wat er gedaan moet worden.
  • Zet de zinnen onder elkaar in de juiste volgorde.
  • Nummer de zinnen of gebruik opsommingstekens (bolletjes of streepjes).
  • Begin elke zin met een werkwoord: schroef deze plank op de andere; loop rechtdoor; klik hier.
  • Gebruik tekeningen of afbeeldingen als dat nodig is. 

Slide 24 - Slide

Bron: www.flicker.com ; KatjaLinders

Slide 25 - Video

This item has no instructions

eerst, daarna, vervolgens, ten slotte
Deze woorden noem je ook wel:
A
volgordewoorden
B
werkwoorden
C
bijvoeglijk naamwoorden
D
instucties

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan ik in een instructie de stappen herkenbaar maken?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Bij een instructie gebruik je vaak
A
vraagzinnen
B
de gebiedende wijs
C
uitroeptekens
D
bijzinnen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Bij een instructie begint bijna elke zin met een
A
Lidwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Doewoord

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Noem zelf een aantal doewoorden:

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Om je instructie te verduidelijken gebruik je:
A
veel spaties tussen de zinnen
B
veel woorden
C
plaatjes , tekeningen
D
grote letters

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk
Maak les 5.4 Schrijven en formuleren in je boek.

Bladzijde 121-128.
Opdracht 1-2-3-6-7-8.

Opgeven van de schrijftoets!

Slide 32 - Slide

Bekijk voordat je gaat schrijven nog een keer het 'Stappenplan instructie schrijven' op de vorige slide.

 Vergeet niet: pas je taalgebruik aan aan je doelgroep en zorg voor een aantrekkelijke lay-out.