H3 Chapitre 2 les 5

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour H3

deux mille vingt-et-un

In 2021 denk ik.... ''......"

Alors, apprenons le français! 

Aujourd'hui

Information SO / Qui suis-je

Francofolies

Bloc G (Grammaire)

Travail individuel

Information importante !!

• Het SO chapitre 2 At/mD gaat wel door.

      We spreken een datum af zodra bekent is wanneer we weer naar school             mogen ( 2/3e les dat we op school zijn)

• Jullie krijgen allemaal een nieuwe datum  voor qui suis-je.                                     De eerste lessen dat we op school zijn,                                                                       zijn er geen presentaties
• Jullie krijgen een cijfer voor je werkboek Chapitre 2.                                                   Deze lever je na de lockdown in bij mij.

Waar ligt Straatsburg/ Strasbourg?

1. A
2. B
3. C
4. D

Réviser introduction chap 2

Strasbourg

1

2

3

Francofolies p. 33

Strasbourg pour vous tous!

Des choses à voir ou faire à Strasbourg. 

Pour les passionnés de Noël - Pour les amoureux des animaux - Pour les sportifs - Pour les reines du shopping - Pour les fans de la politique

Le parlement Européen

Zoo / parc de l'Orangerie

Parc Zimmer

Marché de Noël

Centre commercial les Halles

Grammatica: bron G  p.27

Bron G gaat over het werkwoord venir. (komen)

Je moet deze kennen in de présent (ik kom), de passé composé (ik ben gekomen) en de imparfait (ik kwam) .

Deze werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier:

venir, devenir, revenir. 

komen

terugkomen

worden

revenir

venir

devenir

Het werkwoord VENIR (komen)

Présent (tegenwoordige tijd):   

Je viens 

Tu viens

Il/elle/on vient

Nous venons

Vous venez

Ils/elles viennent

Les garçons.......... à l'école (présent-venir)

1. vient
2. venez
3. venons
4. viennent

Het werkwoord VENIR (komen)

Passé composé (onvoltooid verleden tijd)

Je suis venu(e)

tu es venu(e)

Il est venu

Elle est venue

Nous sommes venu(e)s

Vous êtes venu(e)(s)

Ils sont venus 

Elles sont venues

vorm van être + venu(e)(s)

Hier, elle............... de Paris. (p.c.-revenir)

1. est revenu
2. revenue
3. est revenue
4. sont revenues

Het werkwoord VENIR (komen)

Imparfait (voltooid verleden tijd):   

Je venais

Tu venais

Il/elle/on venait

Nous venions

Vous veniez

Ils/elles venaient

Je ................. très riche. (imparfait-devenir)

1. devenaient
2. devenais
3. deviens
4. devenait

Devoirs

• Faire exercices 26c,26d, 36,37a

• Bekijken video p.c. +eigen aantekening maken

• Apprendre: G+Francofolies