Kapitel 3 VWO / ATC 16nov2020

Deutschstunde 
Deutschstunde - 16. November 2020
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deutschstunde 
Deutschstunde - 16. November 2020

Slide 1 - Slide

Sitzordnung

Slide 2 - Slide

- Rückblick: Was haben wir letzte Woche gemacht?

- NEU: Mehrzahl

- Aufgaben: 26, 27 und 28

- Aufgaben: (21), 23 und 24 (Artikel)

Tipps





Heute im Angebot:

Slide 3 - Slide

Aufgabe 21

Slide 4 - Slide


Nomen / Substantiv:
Artikel:
Geschlecht (Genus):
Personalpronomen:
Einzahl (Singular):
Mehrzahl (Plural):

Belangrijke begrippen:

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Grammatik - Erklärung

Slide 7 - Slide

Die wichtigsten Plural-Regeln

Slide 8 - Slide

Aufgaben Kapitel 3: 26, 27 und 28 
Aufgabe 26

Slide 9 - Slide

Aufgaben Kapitel 3: 26, 27 und 28 
Aufgabe 27

Slide 10 - Slide

Aufgaben Kapitel 3: 26, 27 und 28 
Aufgabe 28

Slide 11 - Slide

Aufgaben zum Artikel: 23 und 24

Slide 12 - Slide

Aufgabe 23

Slide 13 - Slide

Aufgabe 24

Slide 14 - Slide

Tschüß, 
bis morgen!

Slide 15 - Slide

Hier kannst du noch mehr üben:
Die Uhrzeiten:  
https://www.ilern.ch/online-uebungen-zur-uhrzeit-2-klasse/

Die Artikel / das Geschlecht (Genus): 
https://easy-deutsch.de/nomen/genus-artikel-der-die-oder-das/
https://der-artikel.de

Einzahl (Singular) - Mehrzahl (Plural): 
https://easy-deutsch.de/nomen/der-plural/

Slide 16 - Slide

Hoe heet / wat is
"Nomen" (ook "Substantiv")
in het Nederlands?

A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Hoe heet / wat is
"Artikel"
in het Nederlands
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

Hoe heet / wat is
"Geschlecht" (ook "Genus")
in het Nederlands?
A
naamval
B
persoonlijk voornaamwoord
C
lidwoord
D
woordgeslacht

Slide 19 - Quiz

Hoe heet / wat is
"Personalpronomen"
in het Nederlands?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quiz

Hoe heet / wat is
"Einzahl" (ook "Singular")
in het Nederlands?
A
kloktijd
B
enkelvoud
C
lidwoord
D
meervoud

Slide 21 - Quiz

Hoe heet / wat is
"Mehrzahl" (ook "Plural")
in het Nederlands?
A
aantal
B
minderheid
C
meervoud
D
meerheid

Slide 22 - Quiz