Vendredi le 3 novembre (H3d-s44)

Le mois de novembre est arrivé!
Bonjour!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Le mois de novembre est arrivé!
Bonjour!

Slide 1 - Slide

On va...
- huiswerk bespreken
- uitleg & oefenen met ww écrire
- apprendre 4 (FR-NL)

Aujourd'hui, qu'est-ce qu'on va faire?

Slide 2 - Slide

Huiswerk gemaakt?
nakijken LIRE Exercice 6 p. p.101-102

Slide 3 - Slide

Apprendre 3 le verbe écrire p. 127

Slide 4 - Slide

Het werkwoord écrire betekent...
A
lezen
B
schrijven
C
luisteren
D
vragen

Slide 5 - Quiz

Apprendre 3 le verbe écrire 
Het is de bedoeling dat je het werkwoord écrire in 4 verschillende tijden kunt vervoegen:
  • présent (tegenwoordige tijd, ik schrijf)
  • passé composé (voltooide tijd, ik heb geschreven)
  • imparfait (verleden tijd, ik schreef)
  • futur (toekomende tijd, ik zal schrijven)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Apprendre 3 le verbe écrire 
Tip voor de toetsweek:

  • de présent en de passé composé leer je uit je hoofd
  • ezelsbrug imparfait: nous-vorm présent, -ons eraf halen, uitgangen toevoegen (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient)
  • ezelsbrug futur: hele werkwoord, -e eraf halen, uitgangen toevoegen (-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont)

Slide 8 - Slide

Kies de juiste vorm.
___ un mail à ta mère? (schrijf jij)

A
Tu écris
B
Tu écrit

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm.
___ un très bon livre. (jullie schreven)

A
Vous écrivions
B
Vous écrirez
C
Vous écriviez
D
Vous avez écrit

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm.
___ une carte postale. (ik heb geschreven)

A
Je suis écrit
B
J'ai écrit
C
Je suis écris
D
J'écrivais

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm.
___ beaucoup des mails. (zij zullen schrijven)

A
Ils écrivent
B
Ils écriront
C
Ils écrirent
D
Ils vont écrire

Slide 12 - Quiz

Vul nu zelf in (hulp p. 127).
___ une réponse très vite. (wij zullen schrijven)

Slide 13 - Open question

Vul nu zelf in (hulp p. 127).
___ son nom. (zij schrijft)

Slide 14 - Open question

Vul nu zelf in (hulp p. 127).
___ les phrases au tableau. (zij (vmv) schrijven)

Slide 15 - Open question

Vul nu zelf in (hulp p. 127).
___ une lettre à mon amie. (ik heb geschreven)

Slide 16 - Open question

Maintenant: maken grammaire I exercices 8A-B-C p.104-105

Slide 17 - Slide

Les devoirs
Faire (maken)
- grammaire I exercices 8A-B-C p.104-105
Apprendre (leren)
- apprendre 4 FR-NL p.127
Amener (meenemen)
- oortjes!!

Slide 18 - Slide