M&S > Verkeer les 2 (Fietsles)

Fietsles
Hoe fiets je veilig op de openbare weg?
Hoe veilig fiets jij?
Ken jij de fietsregels? 

Verkeer les 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 4,5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Fietsles
Hoe fiets je veilig op de openbare weg?
Hoe veilig fiets jij?
Ken jij de fietsregels? 

Verkeer les 2

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je leert: 
  1. Fietsregels
  2. Fietsregels toepassen in theorie




Slide 2 - Slide

Kerndoel 35 
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.

Verkeer groep 3/4

  • veilig speel- en werkgedrag in en om school 
  • afspraken ten aanzien van lopen en spelen 
  • veilig oversteken in eenvoudige situaties 
  • eisen voor een veilige fiets
  • basisvaardigheden met betrekking tot fietsen en samen fietsen
  • eenvoudige voorrangsregels
  • afspraken en regels als passagier van bus, tram en trein





Slide 3 - Slide

Kerndoel 35
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.

Verkeer groep 5/6

  • als groep 3/4
  • verantwoord handelen onder verschillende omstandigheden en weersgesteld­heden
  • correct gebruik van verkeersborden, voorsorteervakken en verkeerslichten
  • basisvaardigheden met betrekking tot het fietsen in groepen
  • de belangrijkste voorrangsregels en rekening houden met het gedrag van anderen
  • dienstregelingen





Slide 4 - Slide

Wat is jouw plaats op de weg?

Slide 5 - Mind map

Lesdoel
Je leert: 
  1. Je leert wat de veiligste plaats op de weg is om te fietsen.
  2. Je leert dat je anderen en jezelf niet in gevaar moet brengen als je fietst.
  3. Je leert dat anderen zich niet altijd aan verkeersregels houden en hoe je daarop moet reageren. 



Slide 6 - Slide

Zo zit dat ... als je fietst 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Zo zit dat... als je fietst
  • Rijd altijd zoveel mogelijk rechts.
  • Rijd nooit met meer dan twee naast elkaar.
  • Als er een fietsstrook is, moet je daarop fietsen.
  • Als er een fietspad is, moet je op het fietspad fietsen.
  • Je mag niet op de busbaan fietsen.
  • Je mag niet op de stoep of het voetpad fietsen. 

Slide 9 - Slide

Welke regels weet jij nog?
Noem er minimaal 3.

Slide 10 - Open question

Quiz 

Slide 11 - Slide


Op welke tekening fietst Lena op de goede plek? 
A
Foto 1
B
Foto 2
C
Foto 3

Slide 12 - Quiz

Welke regel hoort daarbij?
A
Rijd altijd zoveel mogelijk rechts
B
Als er een fietsstrook is, moet je daarop rijden.
C
Rijd nooit met meer dan twee naast elkaar
D
Je mag niet op de stoep of het voetpad rijden

Slide 13 - Quiz

De jongen bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Het meisje bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Filmpje
Een tegenligger op het fietspad. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Zo zit dat ... een tegenligger op het fietspad 
  • Komt er iemand aan: dan gaat de binnenste fietser wat sneller en gaat voorop fietsen.
  • De ander remt en gaat erachter fietsen. Zo is er genoeg ruimte voor iedereen. 
  • Kun je weer naast elkaar: kijk eerst achterom en voor je.
  • Komt er niemand aan, dan kun je weer naast elkaar gaan fietsen. 

Slide 20 - Slide

Welke zin is waar?
A
Gevaarlijk, je mag maar met drie naast elkaar fietsen
B
Gevaarlijk, je mag maar met twee naast elkaar fietsen
C
Niets aan de hand! Je mag hier met vier naast elkaar fietsen

Slide 21 - Quiz

Waar moet je op letten als er een tegenligger aankomt op het fietspad?

Slide 22 - Mind map

Evaluatie van de les

Slide 23 - Slide

Wat is goed fietsgedrag?

Slide 24 - Mind map

Fietstafette
  • Maak groepjes van 4/5 kinderen die ongeveer even groot zijn.
  • Ieder groepje heeft 1 fiets, die delen we.
  • Je gaat Fietstafette doen: de eerste persoon neemt een bekertje water mee - rijdt om de pion en keert terug en geeft het bekertje aan de volgende.  (Hand uitsteken bij de pion) 
  • Wie gaat er winnen? 
  • Variant: je kunt je teamgenoten ook pionnen laten zijn
  • Iemand omver rijden/vallen is overnieuw beginnen. Ambulance = spel uit.
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Bedankt voor je inzet 
in de les.
Als de bel gaat: 

  • Schuif je stoel aan
  • Ruim je spullen op en neem ze mee
  • Verlaat het lokaal rustig

Slide 26 - Slide