h2 répétition ( herhaling )unité 1

17.10.2025
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

17.10.2025

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on fait aujourd'hui?(wat gaan we doen vandaag?)
-Répétition (herhaling) Unité 1  (passé composé,het weer, voorzetsels voor landen en steden 
-Oefeningen maken over passé composé
-Maken diagnostische toets

Slide 2 - Slide

Voor de toets leer je: (p.38 t/m 42)
Apprendre 1,6,8,9 FNNF
Apprendre 2,4, 7  FN
>De vervoeging van de werkwoorden être, avoir, 
> De passé composé met être en avoir van werkwoorden op -er + être, faire, avoir
> Het weer (Apprendre 10)
> Voorzetsels voor landen en steden
> Je kunt simpele zinnen maken waarin je vertelt over je vakantie 
 




Slide 3 - Slide

 Maak een goede planning voor het leren van Unité 1
- Je kan de geleerde werkwoorden en de passé composé oefenen op verbuga.eu
- Je kan de geleerde woordjes en zinnen laten overhoren door WRTS, Quizlet, Memrize, je familie, en etc. Ook kan je flashcards maken als je dat helpt!

Slide 4 - Slide

Wanneer le / la / l' / les ?
  • Eindigt de landennaam op een "e"? Dan is het vrouwelijk = la                        Bijv.: La France
  • Eindigt de landennaam op een "s"? Dan is het meervoud = les                  Bijv.: Les Pays-Bas
  • Eindigt de landennaam NIET op een "e" of "s"? Dan is het mannelijk = le       Bijv.: Le Portugal

Slide 5 - Slide

Landen en steden
>  la -> en, bijvoorbeeld la France wordt en France (naar Frankrijk)
> le -> au, bijvoorbeeld le Portugal wordt au Portugal
 > les -> aux, bijvoorbeeld les Pays-Bas wordt aux Pays-Bas
> Is het een stad > à, bijvoorbeeld Paris wordt  à Paris

Slide 6 - Slide

Vertaal het woord tussen haakjes met de juiste voorzetsels
J'habite .... (Nederland)

Slide 7 - Open question

Vertaal het woord tussen haakjes met de juiste voorzetsels
J'habite .... (Marokko)

Slide 8 - Open question

Hierna ga je oefenen met de zinnen over het weer

eerst  heb je nog wat extra uitleg. 

Slide 9 - Slide

Le temps
>  praat je over het weer in het frans? = altijd met het werkwoord 'faire' --> il fait  

Slide 10 - Slide

Quel temps fait-il aujourd'hui? 
Il fait beau                 Il fait mauvais
Il fait chaud               Il fait froid   
Il fait du soleil            Il pleut    
Il neige                           
Il fait du vent             Il est nuageux 

Slide 11 - Slide

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il neige
Il y a du soleil
Il pleut
Il fait très froid 

Il y a du vent


Slide 12 - Drag question


Quel temps fait-il?

Slide 13 - Open question

Nu  ga je herhalen en oefenen passé composé.

Slide 14 - Slide

Le passé composé


De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken          j'ai regardé
jij hebt gekeken        tu as regardé
Ik ben gevallen          Je suis tombé     
Hij is gegaan              il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?

Slide 15 - Slide

Le passé composé met avoir
pers vnw+Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                              stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                                 stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
parl
parlé
Il a parlé

Slide 16 - Slide

Le passé composé met être
pers vnw +Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                 stap 1: stam = heel ww - er
     
                                                                 stap 2: stam +  é

                                                                 



être
je suis
tu es 
il / elle / on est
nous sommes
vous êtes
ils / elles sont
tomb 
tombé
Il est tombé

Slide 17 - Slide

vervoegd met être? Denk aan de extra e/s/es
enkelvoud:
Jean est allé - Jeanine est alleé
meervoud
Les garçons sont allés - les filles sont allées
vrouwelijk 
enkelvoud
mannelijk
enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
e
-
s
es

Slide 18 - Slide

p 134 van je boek
de onregelmatige werkwoorden
être:été 
avoir :eu
faire:fait

Slide 19 - Slide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 20 - Quiz

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé

Slide 22 - Quiz

Welke is juist?
A
Paula est dansé
B
Paula a dansé
C
Paula est dansée
D
Paula a dansée

Slide 23 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 24 - Quiz

J'ai parlé.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quiz

Tu (écouter) in de passé composé:

Slide 26 - Open question

vertaal : ik ben vertrokken (partir)

Slide 27 - Open question

vertaal : IK BEN VERTROKKEN

passé composé
A
je suis parti
B
tu es parti
C
j'ai parti
D
il a parti

Slide 28 - Quiz

let op bij vervoegen met être!!!
il est allé - elle est allée
Jean est allé - Jeanine est allée
vrouwelijk enkelvoud? extra e
ils sont allés - elles sont allées
Jean et Tom sont allés - Jeanine et Martine sont allées
meervoud? +s vrouwelijk meervoud? +es

Slide 29 - Slide

Kies de juiste vorm (je is een jongen)
A
Je suis tombé.
B
J'ai tombé.
C
Je suis tombée.
D
J'ai tombée.

Slide 30 - Quiz

let op bij vervoegen met être!!!
nous en vous is ook meervoud!
nous sommes allés  / nous sommes allées
vous êtes allés / vous êtes allées

Martine et Jeanien, vous êtes allées au collège?

Slide 31 - Slide

Kies de juiste vorm (je is een meisje)
A
Je suis tombé.
B
J'ai tombé.
C
Je suis tombée.
D
J'ai tombée.

Slide 32 - Quiz

Mon père ... (tomber). in de passé composé

Slide 33 - Open question

Paula ...............(aller) au collège. in de passé composé

Slide 34 - Open question

Difficile? Moeilijk?
Bekijk nog eens het filmpje over de passé composé,
oefen met verbuga.eu

Slide 35 - Slide

Ik heb een duidelijk beeld van wat ik moet leren voor de toets in de toetsweek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Ik heb een duidelijke planning om te leren voor de toets of ik ben van plan een planning te maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Qu'est-ce qu'on fait aujourd'hui?(wat gaan we doen vandaag?)
-Répétition (herhaling) Unité 1  (passé composé,het weer, voorzetsels voor landen en steden 
-Oefeningen maken over passé composé
Aan het werk :
- Oefen de woorden Unité 1
-Maken diagnostische toets :magister - diagnostische toets 1 en 2

Slide 38 - Slide