Laatste tips voor het examen

Laatste tips voor het examen
Vandaag:
  • wat neem je mee naar het examen
  • tips om te slagen voor je examen
  • examenvragen oefenen
  • nog wat uitleg
  • SUCCES!!

 


1 / 46
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Laatste tips voor het examen
Vandaag:
  • wat neem je mee naar het examen
  • tips om te slagen voor je examen
  • examenvragen oefenen
  • nog wat uitleg
  • SUCCES!!

 


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat meenemen?
  • Pen (blauw of zwart)
  • Rekenmachine
  • BINAS (krijg je van school)                                           
  • Potlood en geodriehoek                               
  • Markeerstiften                                              
  • Woordenboek Nederlands
  • Iets kleins te eten en fles water (let op krakende verpakkingen)
NIET meenemen:
  • Tipp-ex
  • Telefoon/horloge

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een paar tips
  • Je hoeft de vragen niet op volgorde te maken.
  • Begin met de vragen die je weet, dat geeft zelfvertrouwen.
  • De lastigste vragen staan altijd in het midden van het examen.
  • Berekeningen altijd afronden op 1 decimaal. Vergeet de EENHEID niet!
    Noteer ook altijd de GROOTHEID die je berekent!
  • Antwoorden op meerkeuzevragen met een HOOFDLETTER
  • Probeer bij vragen die je niet direct weet te bedenken bij welk onderwerp deze vraag hoort (bijv Krachten, Energie, Geluid of Elektriciteit). 
    Schrijf de gegevens op die je hebt en probeer er een formule bij te vinden.
  • Lees goed wat je antwoord moet zijn (bijv naam, formule, voorbeeld, uitleg, berekening).

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Uitleg

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Effecten van krachten
  • De vorm van een voorwerp kan veranderen (plastisch of elastisch)
  • De richting van een voorwerp kan veranderen.
  • De snelheid van een voorwerp kan veranderen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kracht meten
  • Krachtmeter (veerunster)
  • Eenheid van kracht = Newton (N)
  • Elke krachtmeter ander meetbereik
  • Hoe groter de kracht hoe meer de veer uitrekt

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Krachten tekenen
Teken een kracht als een vector (pijl) met een:
  • A: aangrijpingspunt
  • B: richting
  • C: grootte

A
B
C

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Krachtenschaal
Komt overeen met

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nettokracht
- krachten die in dezelfde richting wijzen, tel je bij elkaar op.
- krachten die in tegengestelde richting wijzen, haal je van elkaar af.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Zwaartekracht en gewicht
Het gewicht is de kracht van een voorwerp op zijn ondersteuning en wordt uitgedrukt in Newton.

Als het voorwerp ondersteund wordt geldt:
zwaartekracht = gewicht        (Fz = m . g    =    G)
Let op: massa is in kg, gewicht en zwaartekracht in N

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vaste katrol

  • Een vaste katrol draait de kracht om. 
  • Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij 'VAST' zit.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Losse katrol
  • Een losse katrol maakt ons sterker.
  • De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de last hangt.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Takel
Vaste katrol met losse katrol
er is minder kracht nodig om de last op te tillen en je oefent de kracht in tegengestelde richting uit. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hefbomen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De arm
'De arm van de kracht is de kortste afstand van het draaipunt tot de 'werklijn' van de kracht'
werklijn

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het moment van een kracht
moment = kracht   x   arm
M=F  l
F  lM

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Rekenen aan hefbomen in evenwicht
Astrid knipt en spijker door met een kracht van (tweemaal) 10 N

Bereken de kracht op de spijker.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Rekenen aan een hefboom in evenwicht






De kracht op de spijker
is 100 N. (tweemaal 50N)
F  l=F  l
F  2,5=20  12,5
F=2,520  12,5=100
Mlinksom=Mrechtsom

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Transformeren

De spanning wordt omhoog of omlaag gebracht door een transformator.


De transformator maakt van normale spanning                             hoogspanning. 


(230 V wordt 380 000 V  of andersom)



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De ideale transformator
Up = primaire spanning
Us = secundaire spanning
Np = primaire aantal windingen
Ns = secundaire aantal windingen


UsUp=NsNp
primair
secundair

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

even oefenen!
Bereken Np als je weet:
Up= 230 V
Np= ?
Us= 23 V
Ns= 500

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

even oefenen!
G: U= 230V,            U= 23V,            Ns = 500
G: Np
F: 

B:

A: Np = 5000 windingen
UsUp=NsNp
NP=23230500=5000
Np=UsUp  Ns

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Spanningsbronnen
gelijkspanning vs wisselspanning 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Condensator
Een condensator moet je aansluiten op een gelijkstroom
Deze laadt dan op tot deze vol is en is dan gedurende korte tijd bruikbaar als spanningsbron.


Symbool; 

Elke condensator heeft een bepaalde capaciteit. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Een schakeling met condensator
Wat gebeurt er als de schakelaar wordt gesloten?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Condensator
Als je de spanning inschakelt, laadt de
condensator op. Na een poosje is hij 
helemaal vol. De laadstroom is dan 0 A 
geworden. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Condensator
Als je de spanning uitschakelt, ontlaadt
de condensator weer. De ontlaadstroom
loopt via weerstand 2, de basis en de 
emitter. Dit stroompje is groot genoeg om
de transistor in de AAN-stand te zetten,
zodat de ventilator nog een poosje blijft 
werken. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Vervangingsweerstand Serieschakeling
Vervangingsweerstand is de totale weerstand
in een schakeling.
De vervangingsweerstand van twee weerstanden in serie is gelijk aan:
 
                                                              
waarin:
Rv = vervangingsweerstand (Ω)
R1  = weerstand van onderdeel 1 (Ω)
R2 = weerstand van onderdeel 2 (Ω)

Rv=R1+R2

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Serieschakeling
Bereken de vervangingsweerstand.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Serieschakeling
Gegeven: R1 = 20 Ω,        R2 = 70 Ω
Gevraagd: Rv
Formule:

Berekening:

Antwoord: de vervangingsweerstand is 90 Ω
Rv=R1+R2
Rv=20+70=90

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Vervangingsweerstand parallelschakeling
Vervangingsweerstand is de totale weerstand
in een schakeling.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Vervangingsweerstand parallelschakeling
Vervangingsweerstand is de totale weerstand
in een schakeling.
De vervangingsweerstand van twee weerstanden parallel is gelijk aan:

 
                                                             
waarin:
Rv = vervangingsweerstand (Ω)
R1  = weerstand van onderdeel 1 (Ω)
R2 = weerstand van onderdeel 2 (Ω)
R1v=R11+R12

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Parallelschakeling
Bereken de vervangingsweerstand.



18 V

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Parallelschakeling
Gegeven: R1 = 30 Ω,      R2 = 60 Ω
Gevraagd: Rv
Formule:

Berekening:


Antwoord:  de vervangingsweerstand is 20  Ω



R1v=R11+R21
R1v=301+601=0,05
Rv=0,051=20 Ω
18 V

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Geluid is een trilling!
Bron => veroorzaakt trilling 
  • Luidspreker, stem, muziekinstrument
Tussenstof => waar geluid doorheen gaat
  • Lucht, vaste stoffen, vloeistoffen
Ontvanger => vangt de trilling op en "vertaalt" de trilling
  • Gehoor, microfoon, radio-ontvanger


Slide 38 - Slide

This item has no instructions

GELUIDSSNELHEID (tussenstof)
Wat gaat sneller?

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Trillingen
Wat is de trillingstijd (T)?
  • De trillingstijd is de tijd die nodig is voor 1 trilling

Wat is frequentie (f)?
  • De frequentie is hoeveel trillingen er zijn in 1 seconde

Wat is Amplitude (A)?
  • De amplitude zegt iets over de geluidsterkte (hard/zacht)

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Toonhoogte verhogen/verlagen
Er zijn drie manieren waarop je de toonhoogte van een snaar kunt verhogenverlagen:
De snaar strakkerlosser spannen.
De snaar korter langer maken.
De snaar dunner / dikker maken.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Geluidssnelheid
Geluidssnelheid: snelheid waarmee het geluid zich door een medium verplaatst.
Geluidssnelheid is 343 m/s (20 graden Celsius)
Afhankelijk van temperatuur en medium 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

De decibelschaal
De sterkte van geluid kun je meten in decibel (dB)

Je meet geluidsterkte met een decibelmeter (figuur 3). 

Heeft een A-filter: geeft geluidsterkte weer zoals het menselijk gehoor => dB (A)

Slide 43 - Slide

Festival of concert app telefoon

Rekenen met Decibel

Als geluidsenergie verdubbelt, neemt het geluidsniveau toe met       3 dB

  • regel geldt alleen voor geluidsbronnen die ongeveer evenveel geluid maken!

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Maatregelen tegen geluidshinder
Tabel 28 Gehoorgevoeligheid
Tabel 30 Maximale blootstellingsduur

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Veel succes met het natuurkunde examen..

Slide 46 - Slide

This item has no instructions