Sinterklaas

Nederlands
Sinterklaas





Juf Marjolein

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 5-7

This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Sinterklaas





Juf Marjolein

Slide 1 - Slide

Gynzy 

Feest van
Sinterklaas

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

rendictee 

met woorden van de

 Sinterklaasposter

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Lied

sint staf stoomboot

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden gebruik je het lidwoord ''het''.

Je zet er meestal -je achter.

De kat - het katje
De hand - het handje



Slide 8 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De poes-...............

Slide 9 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De poes-het poesje

Slide 10 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De fiets- ........

Slide 11 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De fiets- het fietsje

Slide 12 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De kaas- ........

Slide 13 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De kaas- Het kaasje

Slide 14 - Slide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden gebruik je het lidwoord ''het''.

Eindigt het woord met  -l, -n, -w, -r, -e, -a, -o of -ui dan eindigt het met -tje.

De tuin - het tuintje
De trui - het truitje                                                       LET OP!
De maan - het maantje                           Eindigt het woord op een klinker?
                                                                          De oma - het omaatje



Slide 15 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De duw- ..............

Slide 16 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De duw- het duwtje

Slide 17 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De ui-  ..............

Slide 18 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De ui- het uitje

Slide 19 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De tafel-  ..............

Slide 20 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De tafel- het tafeltje

Slide 21 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De lepel-  ..............

Slide 22 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De lepel- het lepeltje

Slide 23 - Slide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden gebruik je het lidwoord ''het''.

Eindigt het woord met  -m dan komt er -pje aan het eind van het woord.

De boom - het boompje
De duim - het duimpje



Slide 24 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De droom- ..............

Slide 25 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De droom- het droompje

Slide 26 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De bloem- ...........

Slide 27 - Slide

Schrijf op je whiteboard
De bloem- het bloempje

Slide 28 - Slide