Kapitel 2 23-5-2024

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Slide

Wien

Slide 2 - Slide

der Unterrichtsplan


-  Rückblick " Aussprache: Laute: ch, chs und ig"

- Aufg. 1, 5 und 6 kontrollieren. 

- Du oder Sie? 

-Lektion 2 : opg. 7, 9 (10)

- Lektion 3 : opg. 1 en 2

- Evaluation




















Slide 3 - Slide

die Lernziel(e):


- je kunt zeggen wie je met du of Sie moet aanspreken.

- je kunt deze klanken: ch, chs und ig juist uitspreken.  







Slide 4 - Slide

Kannst du diese Wörter richtig aussprechen? 
* wachsen
* Loch
* nicht
* Honig

Slide 5 - Slide

Tipp! Aussprache: Hoe je de ch uitspreekt, hangt van de klank af die voor de ch staat.
Na: a, o, u of au (denk aan AUTO) klinkt de ch hard (= ach-Laut): lachen






Na alle andere klinkers spreek je de ch zacht uit (= ich-Laut): Milch, leicht
De combinatie chs spreek je uit als ks.
Beispiele: Fuchs, Dachs, Wechsel, sechs
In de lettergreep –ig wordt de g aan het einde van een woord vaak uitgesproken
als een Nederlandse ch (bijvoorbeeld in het Nederlandse woord 'noch').
Beispiele: König, einig, ruhig, mutig

Slide 6 - Slide


Hausaufgaben:  Aufg. 1, 5 und 6  kontrollieren







Slide 7 - Slide

Duzen of Siezen?

Slide 8 - Slide

duzen oder Siezen

Wat denk je dat duzen und Siezen betekent?

Slide 9 - Open question

duzen oder Siezen

Tegen wie zeg jij in het dagelijks leven: u?

Slide 10 - Open question

5

Slide 11 - Video

Duzen

= tutoyeren
(Herkenbaar vanuit het Frans?)

= jij (Du) zeggen


* ouders, alle familieleden

* kinderen tot ongeveer 16 jaar

* vrienden, goede kennissen

Slide 12 - Slide

Siezen

= vousvoyeren
(Herkenbaar vanuit het Frans?)

= u (Sie) zeggen


* iedereen boven de 16 jaar

* de personen die niet onder 'duzen' vallen.

Slide 13 - Slide

Wat denk je dat duzen und siezen betekent?

Slide 14 - Open question

duzen oder Siezen?
Ein Verkäufer (=verkoper):
A
duzen
B
Siezen

Slide 15 - Quiz

duzen oder Siezen?
Was sagst du zu deiner Oma (73)?
A
du
B
Sie

Slide 16 - Quiz

duzen oder Siezen?
Frank, dein bester Freund:

A
duzen
B
Siezen

Slide 17 - Quiz

Macht jetzt selbstständig:  - Lektion 2 Opg. 9 






timer
5:00

Slide 18 - Slide

Hausaufgaben: Lektion 2 Opg. 9 maken

Lektion 3: 1 t/m 3, 6

Slide 19 - Slide