Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden in het Nederlands

1 / 21

Slide 1: Slide

NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Lesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welk werkwoord is fout gespeld?

hij hockeyde

zij mixde

zij streste

hij tackelde

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Zet de werkwoorden bij elkaar die op dezelfde manier vervoegd worden

net als Nederlandse werkwoorden

Nét even anders dan Nederlandse werkwoorden

hij baseballde

zij appte

hij deletete

zij managede

zij basketbalde

hij passte

zij scooterde

hij fixte

hij speechte

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Welk werkwoord is fout gespeld?

hij racete

hij datete

hij snookerde

hij smilde

Slide 10 - Quiz

Managen (t.t.)
jij..............

Slide 11 - Open question

Relaxen (t.t)
hij.............

Slide 12 - Open question

Zij (facebooken) regelmatig

facebooked

facebooket

facebookt

facebookd

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Google: Hij.......
tackle: Ik........

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Zij (focussen) zich gisteren op de moeilijke taak

focussde

focusste

focusde

focuste

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Maken Grammatica en Spelling

3.4

opdracht 1 tot en met 3

Slide 21 - Slide