Schrijf de zinnen over en zet een streep onder de verleden tijd woorden:
Er
was eens een kraai die heel veel dorst had.
Daar zag hij een kruik waar de deksel vanaf was.
Er zat maar weinig water in en hij kon er niet bij.
De opening was te klein.
Wat moest hij doen? Hij dacht en hij dacht .......
Opeens wist hij het!