This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Grammatica H2
Slide 1 - Slide
Inhoud
De aankomende lessen houden we ons bezig met de meest noodzakelijke begrippen rondom het thema grammatica.
We beginnen met:
WWG OND LV MV BWB
daarna:
lw, znw, bnw, hww, zww, vz, pers. vnw., bez. vwn
Slide 2 - Slide
Inhoud
Als het goed is, komen de meeste onderdelen je wel bekend voor. Het is namelijk vooral herhaling.
Wat weet je nog?
Slide 3 - Slide
Wat is het verschil tussen woordbenoemen en zinsontleden?
Slide 4 - Open question
Jan eet een boterham met pindakaas. Jan =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 5 - Quiz
Jan eet een boterham met pindakaas. Jan =
A
zelfstandig naamwoord
B
telwoord
C
werkwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 6 - Quiz
Jan eet een boterham met pindakaas. eet =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
persoonsvorm
Slide 7 - Quiz
persoonsvorm
Het begrip persoonsvorm gebruiken we niet bij het onderdeel grammatica. We gebruiken het alleen bij spelling, om te bepalen welke spellingsregel je gebruikt.
Slide 8 - Slide
zinsontleding
wwg: alle werkwoorden in de zin
ond: wie + wwg
lv: wie of wat + wwg + ond
mw: aan wie of wat + wwg + ond + lv
bwb: rest
Slide 9 - Slide
Jan heeft zijn vriend gisteren een geheim verteld.
wwg:
ond:
lv:
mw:
bwb:
Slide 10 - Slide
De vriend van mijn buurvrouw heeft de banden van zijn auto gewisseld.