seneca epistula 9, paragraaf 10 + vragen

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

seneca epistula 9, paragraaf 10

r. 55: ‘In quid amicum paras?’ 

‘Waarvoor verwerf je een vriend?’ 

Seneca doet net alsof Lucilius hem deze vraag stelt.

In welke vorm staat paras?

1. 2e ev ind prae A
2. 2e ev coni prae A
3. 2e ev ind prae P
4. 2e ev coni impf A

In welke vorm staat quid?

1. nom ev onz (ond)
2. acc ev m (LV)
3. acc ev onz (LV)
4. acc ev onz (BwB na vz)

In welke vorm staat amicum?

1. nom ev onz (ond)
2. acc ev m (LV)
3. acc ev onz (LV)
4. acc ev onz (BwB na vz)

r. 55-56

Ut (aliquem) habeam 

• pro quo mori possim,
  

ut (aliquem) habeam

• quem in exilium sequar,
  
• cuius me morti et opponam
  
• et inpendam: 

Seneca antwoordt: 

(ik heb een vriend)

Opdat ik iemand heb 

• voor wie ik sterf, 

opdat ik iemand heb 

• die ik volg in ballingschap, 
• tegenover wiens dood ik mij opstel 
• en voor wiens dood ik mij opoffer:

In welke vorm staat habeam?

1. 1e ev ind prae A
2. 1e ev coni prae A
3. 1e ev ind prae P
4. 1e ev coni impf A

Op welke manier is de coniunctivus habeam (2x) gebruikt?

1. causalis
2. consecutivus
3. definiërend
4. finalis

Wat is het antcedent van quo, quem en cuius?

1. habeam
2. ingesloten onderwerp (ego)
3. ingesloten lijdend voorwerp (aliquem)
4. er is geen antecedent

In welke vorm staat sequar?

1. 1e ev ind prae A
2. 1e ev coni prae A
3. 1e ev ind prae P
4. 1e ev coni prae P

Op welke manier zijn de coniunctivi sequar opponam en inpendam gebruikt?

1. causalis
2. consecutivus
3. definiërend
4. finalis

In welke vorm staan opponam en inpendam?

1. 1e ev ind prae A
2. 1e ev coni prae A
3. 1e ev ind prae P
4. 1e ev coni prae P

pro quo mori possim
In welke vorm staat quo?

1. dat ev (MV)
2. dat ev (aanvulling ww)
3. abl ev (BwB na vz)
4. abl ev (BwB zonder vz)

pro quo mori possim
In welke vorm staat mori?

1. gen ev (bvb)
2. dat ev (aanvulling ww)
3. 1e ev ind pf A
4. inf prae P

quem in exilium sequar
In welke vorm staat quem?

1. acc ev (LV)
2. acc ev (pred. bep.)
3. acc ev (BwB na vz)
4. acc ev (BwB zonder vz)

quem in exilium sequar
In welke vorm staat exilium?

1. acc ev (LV)
2. acc ev (pred. bep.)
3. acc ev (BwB na vz)
4. acc ev (BwB zonder vz)

cuius me morti et opponam et inpendam
In welke vorm staat cuius?

1. nom ev (Ond)
2. nom ev (pred. bep.)
3. gen ev (bvb)
4. gen ev (aanvullling ww)

cuius me morti et opponam et inpendam
Bij welk woord is cuius een bvb?

cuius me morti et opponam et inpendam
In welke vorm staat morti?

1. nom mv (Ond)
2. nom mv (pred. bep.)
3. gen ev (bvb)
4. dat ev (aanvullling ww)

cuius me morti et opponam et inpendam
In welke vorm staat me?

1. acc ev (LV)
2. acc ev (pred. bep.)
3. abl ev (BwB na vz)
4. abl ev (BwB zonder vz)

19a. Welke stilistische middelen zijn gebruikt bij 

ut habeam, ... ut habeam?

ut habeam,...

ut habeam

hyperbaton

polysyndeton

anafoor

parallellisme

19a. Welke stilistische middelen zijn gebruikt bij 

ut habeam, ... ut habeam?

quo … 

quem … 

cuius 

hyperbaton

polysyndeton

anafoor

trikolon

19b. Wat is het effect van de anafora, het parallellisme en het trikolon in deze zin?

1. Ze maken de zin ritmisch en makkelijker te onthouden, zonder inhoudelijke lading
2. Het markeert het motief/de motivatie voor Stoïcijnse vriendschap.
3. Ze zorgen voor variatie in de opsomming
4. Ze geven aan dat de spreker vooral twijfel voelt over het belang van vriendschap

r. 56-58

ista (amicitia)

• quam tu describis 

negotiatio est, non amicitia, 

• quae ad commodum accedit,
• quae, ....

                  quid consecutura sit 

       spectat.

die vriendschap 

die jij beschrijft 

is handel,  (het is) geen vriendschap, 

die afgaat op voordeel, 

die kijkt naar 

wat ze zal verkrijgen.

r. 56-58

ista (amicitia)

• quam tu describis 

negotiatio est, non amicitia, 

• quae ad commodum accedit,
• quae, ....

                  quid consecutura sit 

       spectat.

Ista, quam tu describis

Waarschijnlijk refereert Seneca naar het citaat van Epicurus: ut habeat qiu sibi aegro adsideat, succurrat in vincula coniucto vel inopi (r. 43)

r. 56-58

ista (amicitia)

• quam tu describis 

negotiatio est, non amicitia, 

• quae ad commodum accedit,
• quae, ....

                  quid consecutura sit 

       spectat.

consecutura sit:

pfa + esse = omschrijving van het futurum (vertaal als futurum)

Wat is waar?

1. ista (amicitia) is het ond bij describis
2. ista (amicitia) is het LV bij describis
3. ista (amicitia) is het ond bij est
4. ista (amicitia) is het Lv bij est

Wat is waar?

1. negotio is het ond bij est
2. negotio is het nd bij est
3. (non) amicitia is het nd bij est
4. negotio en (non) amicitia zijn nd bij est

quam tu describis
In welke vorm staat describis?

1. 2e ev ind prae A
2. 2e ev coni prae A
3. 2e ev coni impf A
4. 2e ev ind fut A

quam tu describis
Wat is het onderwerp bij describis?

quam tu describis
Wat is het antecedent van quam?

quam tu describis
In welke vorm staat quam?

1. acc ev (LV)
2. acc ev (pred. bep.)
3. acc ev (BwB na vz)
4. acc ev (BwB zonder vz)

quae ad commodum accedit
In welke vorm staat accedit?

1. 3e ev ind prae A
2. 3e ev coni prae A
3. 3e ev ind perf A
4. 3e ev coni perf A

quae ad commodum accedit
Wat is het onderwerp van accedit?

1. quae
2. commodum
3. ingesloten (amicitia)
4. ingesloten (amicus)

quae ad commodum accedit
Wat is het antecedent van quae?

1. (non) amicitia
2. negotiatio
3. tu
4. ista

quae ad commodum accedit
In welke vorm staat commodum?

1. nom ev (ond)
2. acc ev (LV)
3. acc ev (BwB na vz)
4. acc ev (BwB zonder vz)

quae ... spectat
In welke vorm staat spectat?

1. 3e ev ind prae A
2. 3e ev coni prae A
3. 3e ev ind perf A
4. 3e ev coni perf A

quae ... spectat
Wat is het onderwerp van spectat?

1. quae
2. quid consecutura sit
3. ingesloten (amicitia)
4. ingesloten (amicus)

quid consecutura sit
Op welke manier is de coniunctivus sit gebruikt?

1. afhankelijke vraag
2. causalis
3. definiërend
4. finalis

quid consecutura sit
Wat is het onderwerp van spectat?

1. quid
2. ingesloten (negotio)
3. ingesloten (amicitia)
4. ingesloten (amicus)

quid consecutura sit
In welke vorm staat quid?

1. nom ev onz (pred. bep.)
2. acc ev onz (LV)
3. acc ev m (LV)
4. acc ev onz (BwB zonder vz)