argumenteren les 5

argumenteren les 5
Nakijken: argumentatiestructuren opdr. 1 + 2
Uitleg en oefenen: argumentatiestructuren
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

argumenteren les 5
Nakijken: argumentatiestructuren opdr. 1 + 2
Uitleg en oefenen: argumentatiestructuren

Slide 1 - Slide

Nakijken opdracht 1
Opdracht 1
  • 1 Kern van een goed antwoord: Het verbod op vleesreclame van de gemeente Haarlem is betuttelend/gaat wel erg ver. / De gemeente Haarlem heeft met het verbod op vleesreclame de verkeerde keuze gemaakt om een discussie over vleesconsumptie los te maken.
  • 2 Verdomhoekje: de plek waar de klappen vallen. Als je in het verdomhoekje zit, krijg je veel kritiek. De vleessector heeft dus veel kritiek gekregen.


Slide 2 - Slide

Nakijken opdracht 1
3. 


Slide 3 - Slide

Nakijken opdracht 1

Slide 4 - Slide

Nakijken opdracht 1

Slide 5 - Slide

Nakijken opdracht 2

Slide 6 - Slide

Nakijken opdracht 2

Slide 7 - Slide

Uitleg nieuwe theorie: argumentatieschema's
Jullie kunnen nu
- de onderdelen van de argumentatie benoemen
- analyseren hoe de argumentatie is opgebouwd

Nu gaan we kijken waar de argumentatie op is gebaseerd.
Wat is het verband tussen standpunt en argument? (=argumentatieschema)
blz. 74

Slide 8 - Slide

Argumentatieschema's, blz. 74
Het verband tussen standpunt en argument 
Argument op basis van...
  1. oorzaak en gevolg
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden
  5. vergelijking
  6. autoriteit

Slide 9 - Slide

oorzaak en gevolg
Een feit/gebeurtenis zal leiden tot een ander feit/gebeurtenis.

Voorbeeld: 
- Er zal in de toekomst minder geweld zijn tegen hulpverleners, want de straffen zijn hoger geworden.
- Hij is enig kind en had dus geen broertjes en zusjes om mee te spelen, dus hij zal zich wel goed zelfstandig kunnen vermaken.


Slide 10 - Slide

Kenmerk of eigenschap
(veralgemenisering)
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat ook.  

Voorbeeld:
- Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego.
- Logisch dat zij vegetariër is, ze stemt SP en al die linkse mensen willen geen vlees eten.

Slide 11 - Slide

voor- en nadelen
Er wordt een afweging gemaakt of er worden alleen voordelen of alleen nadelen gebruikt als argumentatie.
Voorbeeld:
-Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar heel zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).

Slide 12 - Slide

voorbeelden
Voorbeelden van het standpunt worden als argument gebruikt.

Voorbeeld:
Je kunt absoluut niet op hem rekenen. Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten.


Slide 13 - Slide

vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen waarbij een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het bij A zo is, zal het bij B ook zo zijn.
Voorbeeld:
- Als Geert meegaat, dan krijgen we vast ruzie. De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand.
- De Eerste Kamer heeft het verbod op de rituele slacht tegengehouden. Het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren over de vleestaks zal het dus ook niet halen.

Slide 14 - Slide

autoriteit
Een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron worden als ondersteuning van het standpunt gebruikt.
Voorbeeld:
- Je moet voortaan twee keer in de week vis eten. Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen.
- Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een negatief reisadvies voor de Krim gegeven. Ik zou als ik jou was niet op vakantie gaan naar de Krim.



Slide 15 - Slide

Argumentatieschema's
Het verband tussen standpunt en argument 
Argument op basis van...
  1. oorzaak en gevolg
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden
  5. vergelijking
  6. autoriteit

Slide 16 - Slide

Check, welk schema is gebruikt?
  1. Je zult het wel koud krijgen, want je loopt in december zonder jas.

  2. Speeddaten levert nooit iets op. De vorige keer dat ik ging waren er helemaal geen mensen van mijn leeftijd en de keer daarvoor viel elk gesprek na een minuut stil.

  3. Mensen die een uitkering krijgen kunnen best weer gaan werken, want in mijn wijk zie ik mensen met een uitkering altijd aan hun huis klussen.

  4. Gordijnen koop je het beste bij de Hema, want de winkel is vlakbij, ze hebben veel keus en ze kunnen ze op maat maken.

Slide 17 - Slide

Check, welk schema is gebruikt?
  • oorzaak - gevolg


  • voorbeeld

  • kenmerk of eigenschap
  •                                                    voor- en/of nadelen

Slide 18 - Slide

Zelf oefenen
1. Maak opdracht 1 en 2 blz. 75.
2. Neem je antwoorden morgen mee naar de les!

Klaar? Werk verder aan je boekopdracht (deadline 9 mei)

Slide 19 - Slide