A3 Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde oefenen

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit....................?
1 / 14
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit....................?

Slide 1 - Open question

Hoe noem je het werkwoord dat deel uitmaakt van het naamwoordelijk gezegde?

Slide 2 - Open question

Schrijf het rijtje van koppelwerkwoorden op. (Het zijn er 8).

Slide 3 - Open question

In het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde zit altijd een .......?......naamwoord of een ........?.........naamwoord.

Slide 4 - Open question

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
Die hond is een erg trouw beestje.

Slide 5 - Open question

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
Mijn tante is een lief mens.

Slide 6 - Open question

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
De directeur van school leek erg boos.

Slide 7 - Open question

Schrijf het nw.gez. op in de zin:
Mevrouw Stoutjesdijk is docent op een school in Middelharnis.

Slide 8 - Open question

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
Mijn broertje wordt later automonteur.

Slide 9 - Open question

Oefenen, schrijf het naamwoordelijk gezegde op in de zin:
Die jongen leek erg in de war.

Slide 10 - Open question

De 2 ww 'zijn' en 'blijven' zijn vaak onderdeel van een ww. gezegde. Ze geven dán altijd een ............... aan!

Slide 11 - Open question

Zeg van de volgende zin of het een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde is:
De leerlingen zijn vandaag niet in het lokaal.

Slide 12 - Open question

WWG of NWG?
De leerlingen zijn vandaag erg verdrietig.

Slide 13 - Open question

WWG of NWG?
De leerlingen blijven in hun huis deze week.

Slide 14 - Open question