3.1 Tegenwoordige tijd

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: 3.1 Tegenwoordige tijd
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsTaalvaardigheidMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: 3.1 Tegenwoordige tijd
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je werkboek van taal op tafel. Laat deze nog even dicht op tafel liggen.


Huiswerk controle:
1.3 opdracht 7 t/m 10

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- kun je werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
- weet je wanneer je een of twee klinkers moet schrijven bij bepaalde werkwoorden
- weet je wanneer je een -t achter het werkwoord schrijft

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Jessica & Jochem

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jaysen & Jamie

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Gijs, Niek & Krystian

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Jochem & Jessica

Huiswerk noteren + maken:
les: 3.1 
blz: 41 t/m 48
opdr: 1 t/m 7

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Wat is de ik-vorm van springen

Slide 7 - Open question

Wat is de ik-vorm van schaken

Slide 8 - Open question

Wat is de ik-vorm van zoeven

Slide 9 - Open question

Wat is de ik-vorm van badmintonnen

Slide 10 - Open question

Hoe schrijf je het werkwoord tussen haakjes?

Jij ... (rijden) paard sinds je zesde jaar.

Slide 11 - Open question

Wie maakt wat:
4 of meer vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 3.1 opdracht 1 t/m 7 op blz. 41 t/m 48.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 12 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 13 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd - 1

Veel werkwoorden in de tegenwoordige tijd eindigen op -en


Om woorden te kunnen vervoegen in de tegenwoordige tijd (tt), moet je weten wat de ik-vorm is. Die kun je meestal vinden door -en eraf te halen.
de tegenwoordige tijd geeft aan dat iets nu gebeurt. 
springen
fietsen
gooien
dansen
worden
leiden
schreeuwen
fietsen
ik fiets
gooien
ik gooi

Slide 14 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd - 1

Je kunt het schema gebruiken om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen.
de tegenwoordige tijd geeft aan dat iets nu gebeurt. 
ik
ik-vorm
jij/u
ik-vorm + t
hij/zij/het
ik-vorm + t
wij
hele werkwoord
jullie
hele werkwoord
zij
hele werkwoord

Slide 15 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd - 2
Bij sommige werkwoorden is het niet genoeg om alleen -en van het werkwoord af te halen om de ik-vorm te vinden. 

Bij woorden waar uitspraakverwarring ontstaat, verdubbel je de klinker in de ik-vorm. 


hele werkwoord
ik-vorm
schaken
schaak
lopen
loop
nemen
neem

Slide 16 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd - 2
De ik-vorm van een werkwoord kan nooit op een v of een z eindigen. 

V ----> F
Z ----> S
hele werkwoord
ik-vorm
zoeven
zoef
verliezen
verlies
lezen
lees

Slide 17 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd - 2
De ik-vorm van een werkwoord kan nooit op een dubbele medeklinker eindigen. 

Je laat dan in de ik-vorm een medeklinker weg. 


hele werkwoord
ik-vorm
kajakken
kajak
badmintonnen
badminton
rennen
ren

Slide 18 - Slide

Vervoegen tegenwoordige tijd - 3

1. als het werkwoord achter 'jij' of 'je' staat, schrijf je: ik-vorm + t



2.als het werkwoord voor 'jij' of 'je' staat, schrijf je: ik-vorm
Hoe je de jij-vorm van een werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijft, hangt af van de plek van het werkwoord in de zin.
Iedereen weet dat jij enorm goed kitesurft.
Jij rijdt paard sinds je zesde jaar.
Kitesurf jij nog steeds elk weekend? 
Rijd jij al lang paard? 

Slide 19 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 3.1 opdracht 1 t/m 7 op blz. 41 t/m 48.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 2

Slide 20 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt 3.1 opdracht 1 t/m 7 op blz. 41 t/m 48.


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 21 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie leerdoelen: 
- kun je kenmerken van een instruerende tekst benoemen; 
- kun je kenmerken van een overtuigende tekst benoemen; 
- kun je een tekst globaal lezen

Slide 22 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Woensdag 20 maart
3.1 opdracht 1 t/m 7

 
Toetsen:
-

Slide 23 - Slide