1.5 Allemaal anders

1.5 Allemaal anders
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.5 Allemaal anders

Slide 1 - Slide

Planning
- Terugblik
- Theorie 1.5 Allemaal anders
- Aan het werk

Slide 2 - Slide

Fotosynthese kan alleen plaatsvinden in bladeren van planten.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Op welke manieren zijn planten belangrijk voor mensen en andere organismen?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Ze dienen als voedsel
B
Ze leveren zuurstof
C
Ze staan gezellig
D
Ze zijn mooi

Slide 4 - Quiz

Hiernaast zie je spinazie, welk deel eet je op?
A
stengels
B
bladeren
C
wortels
D
vruchten

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen vandaag 

-  Je kunt aanpassingen bij planten noemen
- Je kunt aanpassingen bij dieren noemen

Slide 6 - Slide

1.5 Allemaal anders
Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen.
Dat doet elke soort op zijn eigen manier.

Slide 7 - Slide

1.5 Allemaal anders
De meeste dieren en planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en aan hun manier van leven.

Door deze aanpassingen kunnen organismen zich goed bewegen, voeden of verdedigen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte

Slide 10 - Quiz

Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen

Slide 11 - Quiz

1.5 Allemaal anders
Dieren die in het water leven, hebben andere aanpassingen dan dieren die op het land leven.

Ze hebben bijvoorbeeld vinnen & zijn gestroomlijnd.

Dit betekent dat de kop, het lijf & de staart in elkaar over gaan.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

1.5 Allemaal anders
Ook planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Sommige planten leven in droge gebieden en andere planten leven in natte gebieden. Beide planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Slide 14 - Slide

Een landplant in een vochtige omgeving. Niet veel wortels nodig. Grote bladeren--> veel fotosynthese.
Een landplant in een droge omgeving. Aanpassing om uitdroging te voorkomen.
Veel wortels en dikke bladeren.

Slide 15 - Slide

1.5 Allemaal anders

Dieren hebben ook 
aanpassingen aan 
het soort voedsel 
dat ze eten.



Slide 16 - Slide

1.5 Allemaal anders
Sommige vogels eten zaden. Andere vogels eten insecten. Roofvogels eten kleine dieren.
Bij elk type voedsel hoort een andere type snavel.


Slide 17 - Slide

Allemaal anders
Voortbewegen 
De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond waarop het dier leeft.
  • Zoolganger
  • Teenganger
  • Topganger

Slide 18 - Slide

Wat betekent "Gestroomlijd"

Slide 19 - Open question

Een "kegelsnavel" gebruiken
vogels om....
A
Vlees van prooien te scheuren
B
Harde zaden stuk te bijten
C
Mee te bowlen
D
Water te zeven

Slide 20 - Quiz

Dit dier is een
..........
A
Zoolganger
B
Voetganger
C
Topganger
D
Teenganger

Slide 21 - Quiz

De mens is een
.........
A
Zoolganger
B
Voetganger
C
Topganger
D
Teenganger

Slide 22 - Quiz

1.5 Allemaal anders
Veel planten en dieren hebben aanpassingen om zich goed te kunnen verdedigen.
Daardoor worden ze niet zo snel opgegeten.


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Zelf aan de slag
1.5 Allemaal anders: lees de tekst op bladzijde 44 t/m 48 en maak de opdrachten:

Opdracht 1 t/m 7 maken en test jezelf


Klaar? Laat het zien!!

Slide 26 - Slide