Klare taal - les 1-4

Klare taal 
les 1 tot 4
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Klare taal 
les 1 tot 4

Slide 1 - Slide

Wat is het werkwoord?
Yuri leest een boek.

Slide 2 - Open question

Wat is het werkwoord?
Vincent loopt naar school.

Slide 3 - Open question

Wat is het werkwoord?
Micha wast zijn handen.

Slide 4 - Open question

Wat is het onderwerp?
Katja vindt muziek leuk.

Slide 5 - Open question

Wat is het onderwerp?
Lisa houdt van voetbal.

Slide 6 - Open question

Wat is het onderwerp?
Tara speelt met de blokken.

Slide 7 - Open question

Fatima leert Nederlands.
... leert Nederlands.
A
Hij
B
Zij

Slide 8 - Quiz

Maria wil naar huis.
... wil naar huis.
A
Hij
B
Zij

Slide 9 - Quiz

Mohammed eet graag pizza.
... eet graag pizza.
A
Hij
B
Zij

Slide 10 - Quiz

Maak een vraagzin.
Nora woont in Spanje.

Slide 11 - Open question

Maak een vraagzin.
Hij komt te laat op school.

Slide 12 - Open question

Maak een vraagzin.
Haar naam is mooi.

Slide 13 - Open question

Maak een vraagzin.
De kinderen lopen op straat.

Slide 14 - Open question

Maak een zin.
vandaag - wij - op vakantie - gaan

Slide 15 - Open question

Maak een zin.
morgen - ik - naar de kapper - moet

Slide 16 - Open question

Maak een zin.
bij oma - televisie - ik - kijk

Slide 17 - Open question

Maak een zin.
morgen - op reis - wij - gaan

Slide 18 - Open question

De kinderen lopen op straat.
... gaan naar school.
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 19 - Quiz

Opa en oma komen morgen.
... komen met de auto.
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 20 - Quiz

Vader zit op de bank.
... leest de krant
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 21 - Quiz

Het paard loopt op straat.
... loopt hard.
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 22 - Quiz

Moeder staat in de keuken.
... kookt het eten.
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 23 - Quiz

De bus staat stil.
... is kapot
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 24 - Quiz

Het huis is nieuw.
... is mooi.
A
ze
B
we
C
het
D
hij

Slide 25 - Quiz