1.3 Communicatie

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

1.3 communicatie

Pak je boek en schrift en beantwoord de volgende vragen:

1. Wat zijn de functies van gedrag?

2. Hoe noemen we een lijst van gedragselementen met een toegewezen afkorting en beschrijving?

3. Geef een voorbeeld van antropomorfisme.

Periode 1

Week 1 H1 par 1-3

Week 2 H 1 par 4,5

Week 3 Practicum Gerbils

Week 4 H2 par 1,2

Week 5 H2 par 2,3

Week 6 H2 par 4, practicum osmose

Week 7 H2 par 5

Doel en begrippen 1.3

Je leert hoe communicatie tussen dieren verloopt

Signalen, ritueel gedrag, balts, conflictgedrag, ambivalent gedrag, omgericht gedrag, overspronggedrag, territorium.

Communicatie

Dieren communiceren door elkaar signalen te sturen.

Signalen zijn prikkels waarmee een dier zijn soortgenoten wil beïnvloeden. 

Signalen: geuren, kleuren, geluiden, gebaren, houding, feromonen.

Lees Ritueel gedrag blz. 19-20

Wat wordt bedoeld met rituelen?

Wat is de functie van rituelen in gedrag?

Conflict gedrag

Twee of meer gedragssystemen komen met elkaar in conflict. Dit gebeurt wanneer prikkels tegenstrijdig gedrag oproepen. 

Bijvoorbeeld: twee katten die ruzie maken (fight, flight, freeze), of honden die willen kennismaken maar ook willen vluchten.

Conflictgedrag

Ambivalent gedrag

Overspronggedrag

Omgericht gedrag

0

Ambivalent gedrag

Conflict tussen 2 gedragssystemen: het dier wisselt tussen de twee typen gedrag.

Voorbeeld: twee katten die ruzie maken (fight or flight/freeze), je vinger opsteken maar vervolgens geen vraag durven stellen.

Overspronggedrag

Conflict tussen 2 gedragssystemen: het dier vertoont gedrag uit een 3e gedragssysteem.

Voorbeeld: 2 vogels in elkaars territorium (2 gedragssystemen: aanval/vlucht, waarvan 1 vogel ineens zijn veren gaat poetsen (3e systeem: verzorgingsgedrag).

Overspronggedrag bij katten

0

Omgericht gedrag

Conflict tussen 2 gedragssystemen. Agressie richten op iets anders dan de soortgenoot.

Meeuw die gaat grastrekken is een
voorbeeld van omgericht gedrag. 

Boos je tas in de hoek gooien ook.

Drie voorbeelden:

1. Je moeder is boos omdat je slechte examenresultaten behaalde. Ze maakt geen ruzie maar gaat de was doen.
2. Je gaat rijexamen doen, waarvoor je heel zenuwachtig bent. Je stapt in de auto en zou eigenlijk het liefst weer uitstappen. Toch blijf je zitten. Na een tijdje maak je je gordel vast en ben je klaar voor vertrek.
   
3. Met je pas verkregen rijbewijs rijd je de auto van je pa in de prak. Wanneer je hem het nieuws vertelt slaat hij met zijn vuist op tafel.

A. Ambivalent gedrag

B. Overspronggedrag

C. Omgericht gedrag 

Doel en begrippen 1.3

Je leert hoe communicatie tussen dieren verloopt

Signalen, ritueel gedrag, balts, conflictgedrag, ambivalent gedrag, omgericht gedrag, overspronggedrag, territorium.

Huiswerk / Weektaak

Weektaak:

Lees eerst de paragraaf goed door, maak daarna:

Les 1: H1.1 Maken Opdracht 3, 4, 6, 7, 8, 11, 12, 13 en (14)

Les 2: H1.2 Maken Opdracht 17, 18, 19, 20, 21, 24, 25, (26)

Les 3: H1.3 Maken opdracht 28, 29, 30, 31, 33, 35, 36, 38, (40)