Les 3: Woordenschat & verslag

Lesdoel
Aan het einde van de les weten jullie:

1. Wat er in een verslag moet komen.
2. Waarom het hebben van een brede woordenschat van belang is. 

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoel
Aan het einde van de les weten jullie:

1. Wat er in een verslag moet komen.
2. Waarom het hebben van een brede woordenschat van belang is. 

Slide 1 - Slide

Wat beschrijf je in een verslag?
A
Achtergrond informatie over een bepaald onderwerp.
B
Je mening om anderen te overtuigen.
C
Een activiteit of gebeurtenis.
D
Een opsomming van een paar belangrijke punten.

Slide 2 - Quiz

Hoe ziet de opbouw van een verslag
eruit?

Slide 3 - Mind map

Een verslag
  • Titel / inleiding / kern / slot
  • informeren --> dus niet? 
  • logische/chronologische volgorde
  • interessant of leuk om te lezen (niet alle feiten hoeven erin te staan)
  • Geef antwoord op de 5W+H vragen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoe schrijf je een alinea?
1. Schrijf de kernzin op.

2. Geef meer informatie over de kernzin.

3. Lees doel vorige zin/alinea en koppel huidige stuk eraan vast.




Slide 6 - Slide

Woordenschat 
Gemiddeld 14.000 tot 20.000 woorden 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Singaporetest 70%
We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - .
We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met
een sterk - -. We - met - - dat we niet anders kunnen.
- - ik - een huis met een - aan beide -, het - er -.
Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar
dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 9 - Slide

Singaporetest 80%
We moeten -, zei een - uit Singapore tegen me.
We hebben geen - meer. Singapore is maar een
klein - met een sterk groeiende bevolking . We -
met zo’n - dat we niet anders kunnen. - - ik -
een huis met een - aan beide - , het liefst er -.
Voor de meeste mensen is dit nog steeds de -
wijze van wonen, maar dat is een niet meer te -
- geworden.

Slide 10 - Slide

Singaporetest 90%
We moeten omhoog, zei een - uit Singapore
tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is
maar een klein eiland met een sterk groeiende
bevolking . We - met zo’n ruimtegebrek dat we
niet anders kunnen. - - ik wil iedereen een huis met
een tuin aan beide zijden, het liefst er -. Voor
de - mensen is dit nog steeds de ideale manier
van wonen, maar dat is een niet meer te - -
geworden.

Slide 11 - Slide

Singaporetest 100%
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen
me. We hebben geen ruimte meer. Singapore is maar een
klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We kampen
met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Net zoals
ik wil iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het
liefst er omheen. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de
ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te
realiseren droom geworden.

Slide 12 - Slide

Voor de meeste mensen zijn alle pinguïns ....................... , maar een kenner ziet wel degelijk verschil
A
identiek
B
hetzelfde eruitziend
C
materialistisch
D
diplomatiek

Slide 13 - Quiz

Uw opmerking is niet .............. ; we bespreken op dit moment een ander onderwerp
A
relevant
B
boeiend
C
continu
D
chronologisch

Slide 14 - Quiz

Peter ........................ dat het misschien een goed idee was om wat minder hard te schreeuwen.
A
bemiddelde
B
suggereerde
C
pretendeerde
D
stelde voor

Slide 15 - Quiz

In dit grauwe, ................. weer ga ik niet naar buiten.
A
deprimerende
B
lucratieve
C
extraverte
D
cognitieve

Slide 16 - Quiz

Omdat de speler veel ................. geboekt had, mocht hij een niveau hoger spelen.
A
biografie
B
progressie
C
concept
D
expansie

Slide 17 - Quiz

Hoe druk jij je het liefst uit?
Veel woorden weten is goed.
Het is belangrijk om veel woorden te kennen.
Als ik veel woorden ken begrijpen meer mensen mij.
Een brede woordenschat is van groot belang voor hoe ik mijzelf kan uitdrukken.
Een uitgebreid vocabulair is van uiterste noodzaak voor mijn persoonlijke expressie.

Slide 18 - Poll

Opdracht: reflectieverslag werk
Korte omschrijving van jouw voortgang op werk waarin je de wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe omschrijft aan de hand van de onderstaande richtlijnen.

- Welk deel van de opleiding je nu zit en waar je werkt.
- Welke verantwoordelijkheden jij hebt en wat je daadwerkelijk doet. Als daar een verschil tussen zit, wat vind je daarvan?
- Vervolgens noem je minimaal 2 gebeurtenissen waar je iets van hebt geleerd.
- Noem minimaal één verwachting die je qua groei in werk had van het afgelopen half jaar die is uitgekomen en minimaal één verwachting die niet uitkwam.
- Geef aan het einde jouw mening over de samenwerking met collega's en het werken met jouw specifieke doelgroep.
- Sluit af met een advies over iets wat er daar nog veranderd kan worden en hoe.

Slide 19 - Slide