Woordenschat hs 3 (2)

Goedemorgen 


Vandaag...
- stillezen
Herhalen woordenschat H1-3
- Nakijken hs 3
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen 


Vandaag...
- stillezen
Herhalen woordenschat H1-3
- Nakijken hs 3

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Woordenschat hs 1
Woordbetekenissen zoeken

- synoniem (ander woord met dezelfde betekenis)
- omschrijving 
- voorbeeld
- tegenstelling
- bekend woorddeel

Slide 3 - Slide

SYNONIEM

Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.

Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 4 - Slide

OMSCHRIJVING

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 5 - Slide

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist = iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit -=alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 6 - Slide

VOORBEELD

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.

Door een voorbeeld in een tekst weet je meteen wat de schrijver bedoeld.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 7 - Slide

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 8 - Slide

BEKEND WOORDDEEL

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 9 - Slide

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 10 - Slide

WOORDENBOEK

Wanneer het niet lukt om op één van de genoemde manieren de betekenis van een onbekend woord te vinden,

zoek je (een deel) van het woord op in het woordenboek.


Kies dan wel de betekenis die bij de tekst past!

Slide 11 - Slide

Woordenschat H2

Slide 12 - Slide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: tegen de lamp lopen --> je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 13 - Slide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 14 - Slide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 15 - Slide

Leerdoelen Woordenschat hs 3
- Ik kan vaste vergelijkingen herkennen en begrijpen

- Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf

Slide 16 - Slide

Wat zijn vaste vergelijkingen?

In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, je vergelijkt ze met elkaar.

Bijvoorbeeld: Jasper is zo sterk als een beer.
Door Jasper te vergelijken met een beer, maak je duidelijk dat Jasper heel erg sterk is.

Slide 17 - Slide

Hoe zien vaste vergelijkingen er dan uit?
Een vaste vergelijking heeft meestal de vorm: 'Zo... als...'

en

een vergelijking is ALTIJD figuurlijk bedoeld. Jasper kan natuurijk nooit ECHT zo sterk zijn als een beer.

Slide 18 - Slide

Zo moe als een...
A
hond
B
kip
C
paard
D
ezel

Slide 19 - Quiz

Zo doof als een...
A
kolibrie
B
merel
C
kwartel
D
duif

Slide 20 - Quiz

werken als een...
A
paard
B
leraar
C
leerling
D
werkloze

Slide 21 - Quiz

Zo gezond als een...
A
pil
B
vitaminedrankje
C
vis
D
vos

Slide 22 - Quiz

Zo wit als...
A
was
B
mist
C
rook
D
sneeuw

Slide 23 - Quiz

Huiswerk check en nakijken
21 september: 
- Maken: Woordenschat hs.3 opdracht 1 - 6

Eerst in stilte!! 

timer
10:00

Slide 24 - Slide

Repetitie
Maandag 26 september 
Repetitie woordenschat H1-3

Slide 25 - Slide