Adverbs vs adjectives

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Adverb
Adjective
bijvoeglijk naamwoord 
bijwoord

Slide 2 - Drag question

Wat is de relatie van de woorden perfect en perfectly met de rest van de zin?
That’s a perfect answer.
She sang perfectly.


Perfect zegt iets over het antwoord (=answer)
Perfectly zegt iets over het zingen (= to sing, sang, sung)

Slide 3 - Slide

Perfect
That's a perfect answer.

Perfect is een bijvoeglijk naamwoord; het zegt iets over mensen, dieren of dingen. 

Slide 4 - Slide

Perfectly
She sang perfectly

Perfectly is een bijwoord; het zegt iets over een werkwoord of over een bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 5 - Slide

Adverb
Adjective
bijvoeglijk naamwoord 
bijwoord
zegt iets over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig nw

Slide 6 - Drag question

Adjectives
Bijvoeglijk naamwoorden

Vorm: Ze hebben een eigen vorm, dus GEEN vervoegingen.

Example:
Bob is a careful driver. 
This flower is real.  

Slide 7 - Slide

Adverbs
Bijwoorden

Vorm: -ly achter een bijvoeglijk naamwoord zetten. 

Example:
Mandy drives carefully.
That is really kind of you.  

Slide 8 - Slide

Translate these two sentences

Hij zong heel mooi

Hij zong een heel mooi lied

Slide 9 - Slide

Translate these two sentences
He sang very beautifully.


He sang a very beautiful song.

Slide 10 - Slide

Adverbs
Adjectives
Adverb or Adjective?
Magnificent
Heroic
Sadly
Amazingly
Horrible
Terribly

Slide 11 - Drag question

The garden is .....
A
beautifully
B
beautiful

Slide 12 - Quiz

It rains ...
A
Terrible
B
Terribly

Slide 13 - Quiz

The concert is .....
A
terribly
B
terrible

Slide 14 - Quiz

Luigi speaks English...
A
fluently
B
fluent

Slide 15 - Quiz

She put her glasses down ...
A
careful
B
carefully

Slide 16 - Quiz

The door _____ opens
She is wearing a ______ dress.
The car ______ drives up the hill
He sings ________
It is ________ one o'clock
automatically
beautifully
slowly
beautiful
exactly

Slide 17 - Drag question