les 8 - 1V - lunes 24 de marzo 2025

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Les 8 - periode 3 - lunes 24 de marzo 2025

Wat doen & leren we vandaag? 

• We herhalen het werkwoord 'estar' + maken bijpassende oefeningen (20m)
• We doen een luistertekst en oefenen nieuwe woordenschat (25m)
• Korte break (5m)
• We oefenen met woordenschat + 'estar' (20m)
• We schrijven ons huiswerk in Plenda (5m)

ergens zijn /

zich bevinden

ESTAR is een 2e werkwoord voor 'zijn':

ERGENS ZIJN - ZICH BEVINDEN

• waar iemand zich bevindt.     Estoy en clase 
• vraagzin: ¿Dónde estás?       
• ligging van plaatsen. Los Andes están en América del Sur
• gevoelens/emoties. Sofía está feliz (=gelukkig)  

Waar ben je?

HAY

Wat wordt er met HAY bedoeld?

HAY betekent 'er is' of 'er zijn'

Je kunt 'hay' niet vervoegen!

Ejemplos:

- No hay un banco (er is geen bank)

- Hay mucha gente (er zijn veel mensen)

Welke vorm van 'estar' moet je invullen?
'El cine ... en el centro'

1. estoy
2. estás
3. está
4. estamos

Wat moet er op de puntjes?
'El instituto y el hospital ... lejos (=ver weg)'

1. estás
2. estáis
3. estamos
4. están

No ... un supermercado en el pueblo.

1. está
2. estás
3. hay
4. estamos

(Yo) ................ en casa (=thuis).

1. estamos
2. estoy
3. estás
4. están

Fuente A (TB, blz. 19)

• We luisteren naar het gesprekje tussen Merche & Susana
• Luister en lees nauwkeurig mee
• We beantwoorden een paar korte vragen
• Zoek oefening 3b op in je WB (blz. 34)
• We luisteren het fragment nogmaals
• We maken oefening 3c - 4a - 4b 

Respuestas 

1. Merche woont op nr. 20

2. Dat ze buren zijn

3. Naar de supermarkt

4. Naar rechts (a la derecha)

5. Om samen naar de supermarkt 

te gaan

3b

3c

Respuestas 4a

Repuestas 4b

1. Está delante de (=voor) su casa.
2. ¿Cómo te llamas?
3. ¿Vives aquí (=hier)?
4. Busco (=ik zoek) el supermercado. ¿Dónde está?
5. Está cerca (=dichtbij).
6.  Está a la derecha, al lado (=naast) del banco.

Ejercicio 15a (WB blz. 41)

Álvaro (juiste vorm van 'estar') ...

voor (in het Spaans)

... (vertaal 'tomaten')

Álvaro, voor, tomaten

Gebruik de woordenlijst op blz. blz. 55 van je WB

Ejercicios 15a + 15b (WB blz. 41)

• Bij 15a maak je goede, Spaanse zinnetjes 
• Bij 15b vertaal je de Spaanse zinnen naar het NL 

Gebruik de woordenlijst op blz. blz. 55 van je WB

de + el 

= del

Repuestas 15a

1. Álvaro está delante de los tomates.
2. El supermercado está a la derecha.
3. La panadería está al lado del instituto.
4. Merche y Susana están en el instituto. 

Huiswerk in Plenda (ma 31-3)

• Leren: alle woordjes bron A en B (blz. 55 WB) --> volgende les krijg je hier een dictee over :-)
• Maak ejercicio 2 (WB blz. 33) + ej. 15a + 15b (WB blz. 41) af