P3W1-2 ATVV: Vitale functies: Ademhaling en Saturatie

P3W1-2 ATVV Vitale functies: Ademhaling en Saturatie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

P3W1-2 ATVV Vitale functies: Ademhaling en Saturatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelstelling
Na de lessen en het bestuderen van het lesmateriaal in TM en het maken van de verwerkingsopdrachten + stellingen kun je de ademhaling van een zorgvrager meten, interpreteren en actie ondernemen bij afwijkende waarden.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bronnen
Thieme Meulenhof Traject  Persoonlijke basiszorg 8: Vitale functies en slaap-waakritme
  • Hoofdstuk 3: Ademhalingstelsel en observatie ervan
  • Begrippenkader hoofdstuk 3
  • Verwerkingsopdrachten en stellingen met betrekking tot de ademhaling

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Inhoud
  • Introductie vitale functies 
  • Ademhaling observeren
  • Saturatie meten
  • Evaluatie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welke vitale functies ken je al?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Slide 7 - Link

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Wat kan je observeren bij de ademhaling?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Frequentie
De normale ademfrequentie is:

  • bij volwassenen 14 tot 18 maal per minuut;
  • bij kinderen 20 tot 25 maal per minuut;
  • bij baby's 30 tot 40 maal per minuut.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoge ademhalingsfrequentie
Lage ademhalingsfrequentie
  • aandoeningen van     longen en luchtwegen
  • bij hartafwijkingen
  • koorts
  • lichamelijke inspanning 
  • emotie
  • in slaap- en rusttoestand 
  • na het gebruik van slaapmiddelen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is een AH-frequentie lager dan normaal?
A
Bij een diepe ademhaling
B
Bij een oppervlakkige ademhaling

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waar wordt de ademhaling geregeld?
A
In je longen
B
In het verlengde merg van de hersenen
C
In je hart
D
Vanuit je organen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 1
Zoek in 2-tallen op bij welke ziektebeelden je een oppervlakkige of diepe ademhaling ziet. 

Slide 15 - Slide

Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:
Aandoeningen van de ademhalingsorganen (bijvoorbeeld longemfyseem);
sommige hart- en vaatziekten.
Een diepe ademhaling komt onder andere voor:
na het gebruik van slaapmiddelen;
bij bewusteloosheid ten gevolge van een te hoog bloedsuikergehalte.
Ritme
  • Na elke inademing en uitademing is er een pauze. 
  • Als de pauzes even lang zijn, is de ademhaling regelmatig.
  • Bij een onregelmatige ademhaling duren de pauzes korter of er zijn helemaal geen pauzes. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Geluid
  • Onder normale omstandigheden bijna geluidloos
  • Bij zwelling van de slijmvliezen van de ademhalingswegen kan de ademhaling hijgend, snurkend, rochelend of piepend worden.
  • Een piepende uitademing is kenmerkend voor mensen die een astmatische aanval hebben.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
Zoek in 2-tallen op hoe de geluiden ontstaan bij:
  • Inspiratoire stridor 
  • Expiratoire stridor
  • Hoesten 
  • Hikken

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Welke afwijkende ademhalingspatronen ken je al?

Slide 19 - Open question

Zie opdracht volgende slide
  • Apneu: afwezigheid van ademhaling.
  • Dyspneu: benauwdheid. De zorgvrager heeft moeite heeft met de ademhaling en maakt een benauwde indruk. Hij is kortademig.
  • Hyperventilatie: overademhaling. Dwz dat de zorgvrager langdurig te diep ademhaalt. komt voor bij lichamelijke inspanning en is soms ook het gevolg van psychische factoren.
  • Kussmaulademhaling: zeer diepe, ononderbroken en regelmatige ademhaling die ontstaat bij een zorgvrager met een ernstig ontregelde diabetes.
  • Cheyne-stokesademhaling: de diepte van de ademhaling neemt eerst toe , neemt daarna af en stopt dan even. Deze manier van ademhalen komt voor bij een verminderde pompfunctie van het hart bij slagaderverkalking in de hersenen en bij stervende zorgvragers.
  • Zuchtende ademhaling: regelmatige ah met af en toe een zucht. Dit is bij kinderen normaal. Deze manier van ademhalen komt ook voor bij volwassenen met een hersenvliesontsteking en een hersenbeschadiging.
  • Happende ademhaling of gasping: diepe inademing waarbij alle hulpademhalingsspieren worden aangespannen, het hoofd achterover wordt geworpen, de onderkaak naar beneden zakt en de mond openstaat. De uitademing gebeurt volledig passief. De ademhalingsfrequentie is 5x per minuut. Deze manier van ademhalen komt voor bij stervenden en bij mensen die na een ademhalingsstilstand weer spontaan gaan ademen.
  • Atactische ademhaling: volledig onregelmatige ah wat betreft diepte en frequentie. Kan voorkomen bij slaapmiddelvergiftiging, bij het ontwaken uit narcose en bij een hersentumor.

Opdracht 3
Zoek per subgroepje van onderstaande afwijkende ademhalingspatronen op wat het is en wat je hoort en/of ziet en wanneer. (10 min). Jullie gaan dit aan elkaar uitleggen.

  • Apneu
  • Dyspneu
  • Hyperventilatie
  • Kussmaul
  • Cheyne Stokes
  • Zuchtende ademhaling
  • Gasping of happende ademhaling
  • Atactische ademhaling

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Observeren en rapporteren
Trucjes bij de observatie van de ademhaling: 
  • observeren als de zorgvrager het niet in de gaten heeft
  • bij bewusteloosheid of slapen, kun je de ademhaling observeren door de hand op borst en buik te leggen.  
  • 1/2e tot hele minuut de inademingen tellen
  • Rapporteren in het zorgdossier.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Overige observaties bij de ademhaling
  • neusvleugelen, 
  • buik- of borstademhaling, 
  • rochelen, 
  • een pijnlijke ademhaling 
  • auxiliaire ademhalingsspieren (extra aangesproken spieren bijv. schouders optrekken) 
Bij afwijkingen dit ook rapporteren in het zorgdossier!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Saturatie meten
Saturatie = mate van zuurstofvoorziening in de aderen en slagaderen van het lichaam.
Ook de uitkomst vermelden in het zorgdossier

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Meten van de arteriële O2-saturatie
In rode bloedcellen in de arteriën zit hemoglobine (hb) die de zuurstof aan zich bindt in de longen. In de weefsels laat het HB de zuurstof los.


Een saturatiemeter meet de hoeveelheid zuurstof die aanwezig is in de bloedsomloop via een infrarood systeem door de huid/nagelbed heen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Saturatie wordt uitgedrukt als een percentage 
Gezond persoon > 96 %-100%
< 95 % i.o.m. arts zuurstof toedienen

Acceptabel bij COPD en hartfalen > 92%
< 90 % i.o.m. arts zuurstof toedienen


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat doe je bij een afwijkende waarde?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Huiswerk
Lees indien nog niet gedaan het hoofdstuk over het ademhalingsstelsel en de observatie ervan door (TM Traject: PBZ module 8, hoofdstuk 3)
Maak in TM de opdrachten behorende bij hoofdstuk 3: ademhalingsstelsel en de observatie ervan.
Lees voor de volgende keer in TM het hoofdstuk door over de Hartslag (hoofdstuk 1) en Temperatuur (hoofdstuk 2). 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie 
  • Leerdoel behaald?
Je kunt de ademhaling en saturatie van een zorgvrager meten, interpreteren en actie ondernemen bij afwijkende waarden
  • Tops en tips 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions