This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Stevigheid & Beweging KB
Slide 1 - Slide
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 2 - Drag question
Wat is zijn antagonisten?
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken.
B
Spieren die jouw arm laten bewegen.
C
Spieren die altijd doorwerken.
D
Spieren die verkrampen.
Slide 3 - Quiz
Bij een kraakbeenverbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten.
A
geen
B
een klein beetje
C
veel
Slide 4 - Quiz
Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de taken van het skelet?
A
Stevigheid en vorm.
B
Stevigheid, vorm en bescherming.
C
Stevigheid, vorm, bescherming en beweging.
D
Stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan.
Slide 6 - Quiz
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken. .... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: Spieren
B
1: pezen
2: Pezen
C
1: pezen
2: Spieren
D
1: spieren
2: Pezen
Slide 7 - Quiz
Hoe zitten de armen vast aan de schouders?
A
met gewrichten
B
met naden
C
met kraakbeen
D
vergroeid
Slide 8 - Quiz
Op welke manier zitten de schedelbeenderen aan elkaar vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht
Slide 9 - Quiz
Welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht
Slide 10 - Quiz
Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
Met een gewricht
B
Vergroeid
C
Met een naadverbinding
D
Met kraakbeen
Slide 11 - Quiz
Uit welke delen bestaat het skelet?
A
schedel en ledematen en armen
B
romp, ledematen en armen en benen
C
schedel,romp, ledematen
D
schedel,romp,ledematen en armen en benen
Slide 12 - Quiz
Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten
Slide 13 - Quiz
Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel botweefsel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 15 - Drag question
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 16 - Quiz
Welke functie hebben de kalkzouten in botweefsel?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging
Slide 17 - Quiz
a Met welk nummer wordt het gewrichtssmeer aangegeven? b Met welk nummer wordt het gewrichtskapsel aangegeven? c Met welk nummer wordt de gewrichtskom aangegeven?
Slide 18 - Open question
Kunnen pezen zich samentrekken?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quiz
Geeft het skelet vorm aan je lichaam?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
Zit het spaakbeen aan de kant van de pink?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quiz
Heb je twee spieren nodig om een bot te bewegen?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quiz
Zit de persoon in afbeelding 1 goed?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Is lichaamsbeweging goed voor je gezondheid?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Zorgt gewrichtssmeer ervoor dat botten niet slijten?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Welke beenderen vormen samen de schoudergordel?
A
De ribben en sleutelbeenderen.
B
De schouderbladen en de opperarmbeenderen.
C
De sleutelbeenderen en de schouderbladen.
D
Het borstbeen en de ribben.
Slide 26 - Quiz
Welke uitspraak over botten is juist?
A
Bij oudere botten verdwijnt de kalk.
B
Bij oudere botten verdwijnt de lijmstof.
C
Oudere botten breken minder snel.
Slide 27 - Quiz
Wat is een ander woord voor skelet?
A
Beenderen.
B
Botten.
C
Geraamte.
Slide 28 - Quiz
In afbeelding 2 is een voet en een deel van het been getekend. Spier P begint zich samen te trekken. Welk gewricht beweegt daardoor? En zal het gewricht zich buigen of strekken?
A
De enkel beweegt; de voet zal zich buigen.
B
De enkel beweegt; de voet zal zich strekken.
C
De knie beweegt; de voet zal zich buigen.
D
De knie beweegt; de voet zal zich strekken
Slide 29 - Quiz
Kijk naar afbeelding 3. Welk nummer geeft de borstwervels aan?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 30 - Quiz
Wat is geen functie van de kraakbeenlaagjes in de gewrichten?
A
Ze zorgen dat de botten makkelijker kunnen bewegen.
B
Ze zorgen dat de botten niet slijten.
C
Ze zorgen ervoor dat de botten op hun plek blijven.
Slide 31 - Quiz
Welk deel wordt beschermd door je schedel?
A
Je hersenen.
B
Je ogen.
C
Je tanden.
Slide 32 - Quiz
Welk van de volgende botten hoort niet bij je been?
A
Dijbeen.
B
Scheenbeen.
C
Spaakbeen.
Slide 33 - Quiz
Welk nummer geeft het gewrichtskapsel aan?
Slide 34 - Open question
Welk nummer geeft het gewrichtskogel aan?
Slide 35 - Open question
Welk nummer geeft het gewrichtssmeer aan?
Slide 36 - Open question
Welk nummer geeft het kraakbeenlaagje aan?
Slide 37 - Open question
Met welk nummer wordt het borstbeen aangeven?
Slide 38 - Open question
Met welk nummer wordt het heupbeen aangeven?
Slide 39 - Open question
Met welk nummer wordt de onderkaak aangeven?
Slide 40 - Open question
Met welk nummer wordt de scheenbeen aangeven?
Slide 41 - Open question
Met welk nummer wordt de sleutelbeen aangeven?
Slide 42 - Open question
Met welk nummer wordt de spaakbeen aangeven?
Slide 43 - Open question
Met welk nummer wordt het staartbeen aangeven?
Slide 44 - Open question
Met welk nummer wordt een wervel aangeven?
Slide 45 - Open question
Bij een opgraving wordt een menselijk bot gevonden. Het bot heeft weinig lijmstof en veel kalk. Is dit bot van een kind of een volwassene? Leg uit.