Economie herhalingsles

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

timer
1:00
Welke vraag vond je lastig ?

Slide 3 - Mind map





Kijk de opdrachten van p1.2 na 

timer
1:00

Slide 4 - Slide

QUIZ

Slide 5 - Slide

Wat is geen functie van geld
A
Ruilfuncite
B
Weggooifunctie
C
Spaarfunctie
D
Rekenfunctie

Slide 6 - Quiz

Wat is geen functie van geld
A
Ruilfuncite
B
Weggooifunctie
C
Spaarfunctie
D
Rekenfunctie

Slide 7 - Quiz

Is een scooter een dienst of product?
A
dienst
B
product

Slide 8 - Quiz

Is een scooters een gebruiksgoed of een verbruiksgoed?
A
gebruiksgoed
B
verbruiksgoed

Slide 9 - Quiz

Sofian rekent bij de kassa af met zijn mobiel. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 10 - Quiz

Is een scooter een dienst of product?
A
dienst
B
product

Slide 11 - Quiz

Joost wast de auto van Stijn. Stijn maakt daarom een vensterbank voor Joost.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 12 - Quiz

Welk voorbeeld is GEEN voorbeeld van directe ruil
A
banaan voor een pen
B
banaan voor geld
C
pen voor een appel
D
appel voor een banaan

Slide 13 - Quiz


Wat wordt er op Prinsjesdag bekend gemaakt?
A
De nieuwe plannen voor het komende jaar.
B
Hoeveel geld de overheid het afgelopen jaar heeft uitgegeven.
C
Wie de mooiste hoed op heeft.
D
Welke belangrijke mensen er in de Ridderzaal zitten.

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste formule voor het berekenen van een percentage?
A
deelgeheel100
B
100deelgeheel
C
geheeldeel100
D
100deelgeheel

Slide 15 - Quiz

Een toets bestaat uit 34 vragen, 12 hiervan zijn meerkeuze, welk percentage is dat?
A
12
B
26
C
34
D
35

Slide 16 - Quiz

Hoeveel is 30% van 25.800?
A
7.740
B
77.400

Slide 17 - Quiz

€ 200 miljoen x 5.000 = ... miljard
miljoen x duizend = miljard
A
1 miljard
B
10 miljard
C
100 miljard
D
1.000 miljard

Slide 18 - Quiz

Bram krijgt €10 zakgeld per week. Hoeveel is dat per maand?
A
€10
B
€43,33
C
€40
D
€1,42

Slide 19 - Quiz

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,549 wordt ...
A
5,4
B
5,6
C
5,5
D
6,0

Slide 20 - Quiz

Fam. de Boer ontvangt € 197,51 kinderbijslag per kwartaal. Hoeveel is dit per jaar?
A
€ 592,53
B
€ 790,04

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

timer
1:00
Wat weet je nog ?

Slide 23 - Mind map

Wat doet de CBS?
A
Verzameld alleen informatie over de inkomen van de bevolking
B
Geeft advies aan de gezinnen
C
Doet alleen onderzoek naar de verschillen van de gezinnen
D
Verzameld alle informatie over de economie

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Welke verschillen kunnen er zijn ?

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Slide

Werkstuk begin
maken 
Z


timer
20:00

Slide 28 - Slide

Hoe verliep de les?
Nuttig/leuk op deze manier?
Noem tips en tops!

Slide 29 - Open question


Slide 30 - Slide