WW-SPELLING bewegend leren

Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd juist vervoegen. 

Ik herken welk werkwoord is vervoegd in de tegenwoordige- of verleden tijd. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd juist vervoegen. 

Ik herken welk werkwoord is vervoegd in de tegenwoordige- of verleden tijd. 

Slide 1 - Slide

Maak de zin af..
't Fokschaap is een hulpregel bij twijfel tussen....

Slide 2 - Open question

(Onthouden)
Kim ....................... gisteren de nieuwe woorden niet.

Slide 3 - Slide

(Verloten) 
Ik ................ morgen een prijs. 

Slide 4 - Slide

(Leiden) .................... je vader de volgende wedstrijd? 

Slide 5 - Slide

In welke tijd staat deze zin?
(Leiden) .................... je vader de volgende wedstrijd?
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Quiz

(Leiden) .................... je vader de volgende wedstrijd? 

Slide 7 - Slide

In welke tijd staat deze zin?
(Geloven)
Ook hij __________________ in de noodzaak van energiebesparing.
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 8 - Quiz

(Geloven)
Ook hij __________________ in de noodzaak van energiebesparing. 

Slide 9 - Slide

(Geloven)
Ook hij __________________ in de noodzaak van energiebesparing.

Slide 10 - Open question

Teken op een A4 papier een tabel met zes hokjes. 
Schrijf in deze tabel zes van deze woorden:


zingen                   verblijven                kunnen 
roeren                    vullen                      bedoelen 
duiken                   kijken                       slapen 
schrijven               rekenen                   eten 
raden                     redden                     spreken 
proberen               wijzen                      vertellen 



Slide 11 - Slide

1 jumping jacks
2 dansen 
3 handjes zwaaien
4 springen 
5 knie heffen 
6 speel luchtgitaar  
De opdrachten die horen bij de tabel.
Noemt de juf één woord uit jouw tabel? 
Voer dan de opdracht uit die bij dit vakje hoort. 







Noteer de cijfers in de vakjes.

Slide 12 - Slide

ARE YOU READY?
A
B

Slide 13 - Quiz

verblijf
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 14 - Slide

raadde
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 15 - Slide

vertelde 
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 16 - Slide

zingen 
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 17 - Slide

schrijven  
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 18 - Slide

roerde
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 19 - Slide

keek
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 20 - Slide

wees
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 21 - Slide

dook
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 22 - Slide

vullen
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 23 - Slide

redde
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 24 - Slide

rekenden
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 25 - Slide

spreek 
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 26 - Slide

kunnen 
1: jumping jacks 
2: dansen 
3: handjes zwaaien 
4: springen 
5: knie heffen 
6: luchtgitaar spelen

Slide 27 - Slide

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll