Grammatica & Zinnen schrijven les 2: voegwoorden/signaalwoorden en zinsverbanden


Nederlands
Grammatica & Zinnen schrijven
Les 2: Voegwoorden, signaalwoorden en zinsverbanden
G3 P1 - 2022-2023
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Nederlands
Grammatica & Zinnen schrijven
Les 2: Voegwoorden, signaalwoorden en zinsverbanden
G3 P1 - 2022-2023

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...

  • ... wat voegwoorden en signaalwoorden zijn.
  • ... wat zinsverbanden zijn.
  • ... welke zinsverbanden we kennen en welke voegwoorden/ signaalwoorden bij de verschillende zinsverbanden horen. 

Slide 2 - Slide

Aan het eind van deze les ...

... heb je een stukje theorie over signaalwoorden en zinsverbanden herhaald.

... heb je geoefend met het invullen van signaalwoorden in een gatentekst.

Slide 3 - Slide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 4 - Quiz


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen woorden, zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
verwijswoorden
C
signaalwoorden
D
voegwoorden

Slide 5 - Quiz


 Hoe kun je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 3 van 10
A
voegwoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 6 - Quiz


 Maak de zin af.
 Aan een signaalwoord kun je zien ...
 Vraag 4 van 10
A
uit hoeveel alinea’s de tekst bestaat.
B
wat voor soort zin er in de tekst staat.
C
uit hoeveel zinnen de tekst bestaat.
D
wat voor soort verband er in de tekst staat.

Slide 7 - Quiz


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 8 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 9 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 10 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 11 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een tegenstelling?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 13 - Quiz

Opdracht
Op de volgende slides (16 t/m 34) volgt steeds een alinea van een gatentekst.  
Per alinea is één of een aantal voegwoorden weggelaten.
Vul het juiste voegwoord in. 

  • Eerst komt een slide met daarin de alinea.
  • Daarna volgt de open vraag, waar je het juiste voegwoord kunt invullen en kunt controleren.

Slide 14 - Slide

Vraag 1: Welk signaalwoord hoort hier?
Jong en afgebrand, klopt dat beeld wel?
OPINIE Het risico op burnout is bij jongeren niet groter dan bij andere werknemers, 1. _______ jongeren lopen wel degelijk werkstressrisico's. 
'Honderdduizend jongeren zitten thuis met burnoutklachten'. 'Burnout is een nieuwe volksziekte onder jongeren'. Alarmerende mediaberichten aan de vooravond van 'de week van de werkstress', een jaarlijks terugkerend fenomeen in het kader van minister Asschers vierjarige campagne 'Check je werkstress'.

Slide 15 - Slide


1. Welk signaalwoord hoort hier?

Slide 16 - Open question

Vraag 2, 3 en 4: Welk signaalwoorden horen hier?
2. _______besteedde Nieuwsuur al aandacht aan dit onderwerp, gevoed door een eerder verschenen persbericht van Arboned. Daarin werd gemeld dat stressklachten op steeds jongere leeftijd voorkomen en de belangrijkste verzuimoorzaak zijn bij jongeren. 3. _______de Volkskrant kopte onlangs 'Stress bedreigt jongeren in harde wereld'. 4. _______zo ontstaat het beeld van een jonge generatie werknemers die al vroeg in hun loopbaan afgebrand en afgeschreven thuis zit. 

Slide 17 - Slide


2, 3 en 4. Welke signaalwoorden horen hier?

Slide 18 - Open question

Vraag 5 en 6: Welke signaalwoorden horen hier?
5. _______wie de landelijke cijfers goed bestudeert, komt tot andere conclusies. 6. _______ zitten er veel meer oudere dan jongere werknemers ziek thuis. Ouderen tussen de 55 en 64 jaar verzuimen bijna twee keer zoveel (5,8 procent) als jongeren tussen de 25 en 34 jaar (3 procent).

Heeft het ziekteverzuim bij jongeren vaker te maken met werk? Nee! Bij alle leeftijdsgroepen heeft ongeveer een kwart van het ziekteverzuim te maken met oorzaken in het werk.

Slide 19 - Slide


5 en 6: Welke signaalwoorden 
horen hier?

Slide 20 - Open question

Vraag 7: Welk signaalwoord hoort hier?

Spelen dan misschien werkstress of burnoutklachten bij jongeren vaker een rol dan bij ouderen? Alweer is het antwoord: nee! Bij alle leeftijdsgroepen geeft 35-40 procent aan dat werkstress de belangrijkste reden is bij werkgerelateerd ziekteverzuim. 7. _______het aandeel 'psychische klachten en burnout' is in het ziekteverzuim bij jongeren niet groter dan bij ouderen. 

Slide 21 - Slide


7. Welk signaalwoord hoort hier?

Slide 22 - Open question

Vraag 8 en 9: Welke signaalwoorden horen hier?

Het zijn dus niet de jongere 8. _______juist de oudere werknemers die een hoger risico lopen op verzuim vanwege werkstress en burnoutklachten.
9. _______ moeten we kritisch kijken naar de burnout-statistieken van TNO/CBS. Deze zijn gebaseerd op vijf vragen over vermoeidheid en werk. Op elke vraag antwoordt men van 1 ('nooit') tot 7 ('dagelijks'). Bij de werknemers in ons land ligt de gemiddelde score op deze vragen op 2.1. In de leeftijdsgroep van 25 tot 35 jaar is de score 2.2. De oudere leeftijdsgroepen scoren gemiddeld met 2.1. Dit verschil is te verwaarlozen. Jongere werknemers rapporteren dus niet meer burnoutklachten dan andere leeftijdsgroepen.

Slide 23 - Slide


8 en 9. Welke signaalwoorden horen hier?

Slide 24 - Open question

Vraag 10: Welk signaalwoord hoort hier?
Er is nog iets opmerkelijks aan de hand met de landelijke burnout-cijfers. Een gemiddelde score van 3.2 op de vijf burnoutvragen betekent 'hoog op burnout'. 10. _______als u elke week wel eens een keertje ''s morgens moe opstaat' en u 'leeg voelt aan het einde van een werkdag', staat u dan aan de vooravond van een burnout? Nee! Maar volgens de gehanteerde normen valt u in de risicogroep en moeten bij u de alarmbellen gaan rinkelen.

Slide 25 - Slide


10. Welk signaalwoord hoort hier?

Slide 26 - Open question

Vraag 11: Welk signaalwoord hoort hier?

Teveel werknemers met enige werkgerelateerde vermoeidheidsklachten worden aldus ten onrechte als burnout-casus geclassificeerd. Alarmerende persberichten dat 15 procent van de Nederlandse werknemers slachtoffer is van burnout moeten 11. _______ met een flinke korrel zout genomen worden.

Slide 27 - Slide


11. Welk signaalwoord hoort hier?

Slide 28 - Open question

Alinea zonder vraag

Is er dan helemaal geen reden tot zorg wat betreft de jongere werknemers? Zeker wel! Jongere werknemers lopen duidelijke werkstressrisico's. Het is niet normaal als jongere werknemers veel stressklachten ervaren en zeker niet als dit tot gevolg heeft dat ze langdurig thuis zitten. 

Slide 29 - Slide

Vraag 12 en 13: Welke signaalwoorden horen hier?

Het is belangrijk 12. _______ achterhalen welke problematiek (tijdelijke contracten, baanonzekerheid, weinig steun en feedback van leidinggevende) schuil gaat achter stressklachten bij deze groep. 13. _______ moeten we de burnout-statistieken wat relativeren, werkstress en ziekteverzuim bij werknemers die net gestart zijn moeten we niet bagatelliseren. 

Slide 30 - Slide


12 en 13. Welke signaalwoorden horen hier?

Slide 31 - Open question

Vraag 14, 15 en 16: Welke signaalwoorden horen hier?
Maar de vraag 'vormen jongeren een specifieke risicogroep?' moeten we met 'nee' beantwoorden. Het risico op burnout is bij hen niet groter dan bij andere werknemers. Een preventieve en effectieve aanpak van werkstress is 14. _______absoluut noodzakelijk, alleen voor jongere werknemers niet noodzakelijker dan voor oudere werknemers. 15. _______: de alarmbellen mogen rinkelen als het gaat om werkstress, 16. _______dan wel voor iedereen. 

Slide 32 - Slide


14, 15. en 16. Welke signaalwoorden horen hier?

Slide 33 - Open question

Conclusie:
In hoeverre lukt het jou om het juiste voegwoord in een gatentekst in te vullen?

Slide 34 - Open question