Kapitel 3: Geslacht van zelfstandige naamwoorden

1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Geslacht zelfstandige naamwoorden
lidwoorden
bepaalde lidwoorden
  • der-groep: de, het
onbepaalde lidwoorden
  • ein-groep: een
Geslachten:
  • mannelijk         der
  • vrouwelijk         die
  • onzijdig             das
Scan QR 
LessonUp

Slide 3 - Slide

Geslachten van zelfstandige naamwoorden
der
Mannelijk
  • mannelijke personen
     der Vater

  • mannelijke dieren 
     der Stier

  • dagen, maanden, jaargetijden
     der Montag, der Februar, der Winter

Slide 4 - Slide

Geslachten van zelfstandige naamwoorden
die
Vrouwelijk
  • vrouwelijke personen
     die Mutter

  • vrouwelijke dieren 
     die Kuh

  • meeste zaaknamen op -e
     die Adresse

  • woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung
     die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschat, die Zeitung

Slide 5 - Slide

Geslachten van zelfstandige naamwoorden
das
Onzijdig
  • het woorden in het Nederlands         das Haus - het huis                                       das Kind - het kind

  • Verkleinwoorden 
     das Mädchen - het meisje

Slide 6 - Slide

Geslachten van zelfstandige naamwoorden
Stappenplan
  • Kijk naar het woord
is het een het/verkleinwoord?         das 
is het een dag, maand, jaargetij?          der
eindigt het op -e, heit/heit/schaft/ung?          die

  • Biologisch 
is het mannelijk?          der
is het vrouwelijk?          die


Voorbeelden:
..... Katze
..... Lied
..... Onkel

Slide 7 - Slide

Sleep het juiste lidwoord naar het geslacht.
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
die
der
das

Slide 8 - Drag question

Sleep het zelfstandig naamwoord naar het juiste lidwoord.
der
die
das
Buch
Bruder
Katze
Junge
Oma
Pferd
Mädchen
Pause
Wohnung
Eis
Opa
Hund
Krankheit
Montag
Land

Slide 9 - Drag question

Schrijf het lidwoord op: _____ Lehrer

Slide 10 - Open question

Schrijf het lidwoord op: _____ Toilette

Slide 11 - Open question

Schrijf het lidwoord op: _____ Spiel

Slide 12 - Open question