Les 3 Hoofdstuk 3

• Marketing
• MBO
• Studiejaar 2

verkoopsystemen en soorten goederen

Programma

Wat weten we nog?

Opgaven vorige keer

Lesdoel

Verwerken.

Afsluiten

Welk verkoopkanaal zien we hier ?

Noem 3 verschillende verkoopkanalen

Wat is omnichannel retailing?

Nakijken opgaven

Nakijken vragen 16 tot en met 19

Lesdoel

Na deze les kan ik de termen van verschillende verkoopsystemen en soorten goederen herkennen. 

Zelfbediening

Supermarkten, bouwmarkten, warenhuizen

BUZ

Bedien u zelf

Bediening

Bakker, Slager, parfumerie, juwelier etc.

Voordeel: klantcontact

Zelfkeuze

Eerst klant zelf laten kiezen en helpen wanneer deze daarom vraagt. 

Verkoper = adviseur.

Kledingzaken,                                                                                           

delicatessenwinkels  

drogisterijen                                                         

Semi - zelfbediening

Zelfbediening, met bepaalde afdelingen/ artikelgroepen die met bediening worden verkocht. 

VB. Supermarkt met eigen slagerijafdeling, Warenhuis met bijvoorbeeld sierraden

Convienence goods

'Dagelijkse' boodschappen 

Vaak in winkels met prijsdistributie of een mix van prijs- en servicedistributie.

Dingen die je koopt waar je geen moeite voor doet. 

Shopping goods

Daar ga je voor winkelen. 

Kleding en zo.

Specialty goods

Koop je af en toe

Verdiep je je in

Voobeeld: auto, telefoon, tv

winkels meestal servicedistributie.

Opdrachten

Maken opgaven H 3 tot en met opgave 21. 

Tot einde les. 

Ben je klaar, lees de tekst dan nog een keer door.

Of de volgende paragraaf.

Bij welke soort goederen is de aankoopfrequentie het laagst?

1. specialty goods
2. convenience goods
3. shopping goods

Een computer valt onder:

1. Convenciece goods
2. Shopping goods
3. Specialty goods

Deodorant is een voorbeeld van:

1. Convenience goods
2. Shopping goods
3. Specialty goods

Bij welke soort goederen is de koopinspanning het laagst?

1. specialty goods
2. shopping goods
3. convenience goods

Linda koopt een nieuwe auto. Hoe noemen we haar aankoop?

1. Convenience goods
2. Shopping goods
3. Speciality goods

Einde les!