This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
In de proefwerkweek
SET B=
geheel thema 2
geheel thema 6
van thema 4: 4.2 + 4.6
Slide 1 - Slide
Planning laatste lessen
vandaag herhalen 4.2 + 4.6 EN thema 2
volgende week thema 6 herhalen
Slide 2 - Slide
4 Rijken
4.2;
De 4 rijken
Slide 3 - Slide
4 Rijken in je onderbouwboek
Slide 4 - Slide
4 Rijken; welke celkenmerken per rijk moet je (her)kennen?
Slide 5 - Slide
Kenmerken 4 rijken
Kenmerken van de rijken:
Slide 6 - Slide
eencelligen
in 4 rijken
Bacteriën zijn eencellig. Ze bestaan uit maar één cel.
Ook schimmels, planten en dieren kunnen eencellig zijn.
Bij de meeste meercellige organismen zien niet alle cellen er hetzelfde uit. De cellen verschillen in bouw en functie.
Denk hierbij aan je eigen lichaam.
Slide 7 - Slide
Denk hierbij aan je eigen lichaam.
4.6 Organismen determineren
Slide 8 - Slide
determineren met determineertabel
Vaak staat er in de bijgevoegde tekst en/of het bijgevoegde plaatje informatie die je nodig hebt om te determineren.
Soms moet je ook even nadenken met die gegevens om zelf na te denken hoe de cel van het te determineren organisme eruit moet zien.
Slide 9 - Slide
Determineertabel
een stuifmeelkorrel (1000x)
Slide 10 - Slide
Determineertabel
Noteer alle stappen + de benamingen!
1B-2B-5A-6A
dieren -neteldieren
Slide 11 - Slide
Determineertabel
Noteer alle stappen +
de benamingen!
1A-2A-3B
Zoetwaterpissebed
(grote grijpers is meer zoals een krab of kreeft, dus niet bij dit dier)
Slide 12 - Slide
Start met het maken van:
4.2: 1 t/m 7
4.6: 1 t/m 4
Heb je dit (al) af:
start alvast met het herhalen van thema 2 voor jezelf met opdrachten/test jezelf/afsluiting maken
timer
20:00
Slide 13 - Slide
Herhalen thema 2:
Veel stampwerk wat je kunt leren!
Slide 14 - Slide
Voortplantingsorgaan man
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Voortplanting vrouw
Menstruatiecyclus
De menstruatiecyclus is bedoeld om een vrouw zwanger te kunnen laten worden.
De menstruatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen.
Er zijn maar weinig vrouwen die precies elke 4 weken ongesteld worden. Vaak is de cyclus onregelmatig, vooral de eerste jaren.
Slide 17 - Slide
Menstruatiecyclus
Slide 18 - Slide
Ontwikkeling van een follikel in een eierstok
Slide 19 - Slide
Menstruatiecyclus met follikelrijping
(als er geen bevruchting plaatsvindt)
Slide 20 - Slide
Verband tussen processen als er bevruchting plaatsvindt;
gele lichaam blijft in stand en blijft hormonen produceren om het baarmoederslijmvlies dik en goed doorbloed te houden.
Slide 21 - Slide
Als 1 kop van een zaadcel binnen is, wordt het celmembraan van de eicel ondoordringbaar.
Kernen versmelten = bevruchting
Daarna deelt bevruchte eicel zich aantal keren.
Klompje cellen is gevuld met vocht.
Slide 22 - Slide
Deze zaadcel bevat 23 chromosomen. Bij welke deling is deze zaadcel ontstaan?
A
Mitose
B
Meiose
C
Reductiedeling
D
Gewone celdeling
Slide 23 - Quiz
bevat geen reservevoedsel
Krijgen energie uit het vocht van de
zaadblaasje en de prostaat
veel reservevoedsel,
dat is nodig voor de eerste ontwikkeling van de bevruchte eicel
Slide 24 - Slide
Bevalling
De geboorte gaat in vijf stappen:
indaling
ontsluiting
breken van de vruchtvliezen
uitdrijving
nageboorte
Slide 25 - Slide
indaling
Begint een paar weken voor de bevalling.
Hierbij zakt het hoofdje van de foetus naar beneden.
Slide 26 - Slide
De ontsluiting &
breken van de vruchtvliezen
De bevalling begint vaak met weeën. Hierbij trekken spieren in de baarmoederwand steeds vaker en krachtiger samen.
Tijdens de weeën worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder, dit heet ontsluiting.
Hierbij breken meestal de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater voor een deel naar buiten komt.
Slide 27 - Slide
Volledige ontsluiting
De opening die bij de ontsluiting ontstaat, moet groot genoeg zijn voor het hoofdje van de foetus. Bij volledige ontsluiting is de diameter van de opening 10 centimeter.
Slide 28 - Slide
De uitdrijving
Na volledige ontsluiting vindt de uitdrijving plaats. De weeën worden dat steeds krachtiger en de spieren in de buikwand gaan ook samentrekken. Met deze persweeën wordt de baby naar buiten geperst.
Slide 29 - Slide
Nageboorte;
placenta, deel van vruchtvliezen en deel van navelstreng
Slide 30 - Slide
Nageboorte
Direct na de bevalling begint de baby meestal te huilen.
Dat is een goed teken; de baby haalt adem.
Na een tijdje wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt.
Het stukje van de navelstreng van de baby droogt uit en valt na ongeveer een week af.
Hierbij ontstaat bij het kind een litteken; de navel.
Slide 31 - Slide
Welke van de besproken voorbehoedsmiddelen bescherm ook tegen Soa's?
Ja
Nee
De Pil
Pessarium
Condoom
NuvaRing
Sterilisatie
Spiraaltje
Prikpil
Slide 32 - Drag question
Virale SOA
Bacteriële soa
Chlamydia
Hiv
herpes genitalis
Hepatitis B
Gonorroe
Syfilis
Slide 33 - Drag question
SOA's die bestreden kunnen worden met antibiotica
Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis
Slide 34 - Drag question
Onbetrouwbare Methoden;
Periodieke onthouding;
Hierbij hebben de man en de vrouw geen geslachtsgemeenschap ronde de vruchtbare periode.
Deze methode is onbetrouwbaar,
omdat je nooit precies kunt bepalen
wanneer de ovulatie plaatsvindt.
Slide 35 - Slide
Onbetrouwbare Methoden;
coïtus interruptus
Hierbij trekt de man zijn penis terug uit de vagina als hij zijn organisme voelt aankomen. De zaadlozing vindt dan buiten de vagina plaats.
Deze methode is onbetrouwbaar,
omdat in voorvocht ook al
zaadcellen kunnen zitten.
Slide 36 - Slide
Betrouwbare methoden
Er zijn voorbehoedsmiddelen met en zonder hormonen.
De hormonen zorgen ervoor dat er geen eicel gaat rijpen en vrijkomt.
Ook zorgen ze ervoor dat het slijm in de baarmoederhals moeilijker doorlaatbaar is voor zaadcellen.
Verder zorgen hormonen ervoor dat het baarmoederslijmvlies niet wordt opgebouwd, waardoor er geen innesteling mogelijk is.
Slide 37 - Slide
Betrouwbare Methoden
Condooms, koperspiraaltje, pessarium, sterilisatie, anticonceptiepil, hormoonpleister, hormoonstaafje, hormoonspiraaltje, Nuvaring en prikpil zijn betrouwbare methoden van anticonceptie.
Slide 38 - Slide
Welke SOA's
Chlamydia, gonorroe, hepatitis B, herpes genitalis, HIV/aids, HPV en genitale wratten en syfilis zijn veelvoorkomende SOA's.
Chlamydia komt in Nederland het meest voor.
Chlamydia en gonorroe kunnen tot onvruchtbaarheid leiden.
HIV/aids en syfilis kunnen tot de dood leiden.
Slide 39 - Slide
Seksueel Gedrag
Onder seksueel gedrag vallen alle vormen van seksueel contact, alleen of met een partner.
Voorbeelden van seksueel gedrag met een partner zijn knuffelen, zoenen en geslachtsgemeenschap.
Slide 40 - Slide
Intimiteit
Mensen hebben verschillende redenen om met iemand te vrijen.
In een relatie hebben mensen vaak seks, omdat ze het fijn vinden en graag intimiteit willen.
Tijdens het hebben van seks komen er hormonen
vrij in je lichaam die zorgen voor een ontspannen
en fijn gevoel.
Slide 41 - Slide
Voortplanting
Voortplanting is het proces waarbij nieuwe individuen van dezelfde soort worden geproduceerd;
oftewel; een reden als je graag een kind samen wilt.
Slide 42 - Slide
Lustbeleving
Seksualiteit geeft mensen ook plezier, het windt mensen op.
Je spreek dan van lustbeleving.
Slide 43 - Slide
Genetisch advies
Een erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt de chromosomen van iemand.
Daaraan kan hij zien of deze persoon in het DNA de informatie heeft voor een erfelijke ziekte.
Sommige mensen zijn zelf niet ziek, maar kunnen wel een ziekte doorgeven. ----------------------->>
Slide 44 - Slide
Prenataal onderzoek
Hiermee kun je al voor de geboorte van een kind ziekten en/of afwijkingen vinden. Prenataal betekent voor de geboorte. Dus een onderzoek voordat het kind is geboren.
Prenataal onderzoek kan gebeuren met behulp van;
Echoscopie
NIPT
Vlokkentest
Vruchtwaterpunctie
Slide 45 - Slide
Bij een echoscopie controleert een arts of echografist de groei en de ligging van het ongeboren kind met behulp van een echoscoop.
Slide 46 - Slide
NIPT
NIPT (Niet-Invasieve Prenatale Test) is een bloedtest die het risico op bepaalde genetische aandoeningen bij de foetus kan beoordelen.
Er wordt bloed van de moeder afgenomen.
In het bloed van de moeder zit een beetje DNA van de placenta.
Een groot deel van dit DNA is afkomstig van de moeder, een klein deel van de baby.
Het DNA van de baby wordt onderzocht op chromosoomafwijkingen.
Slide 47 - Slide
Vlokkentest
Slide 48 - Slide
Vlokkentest
Vanaf de 8ste week van de zwangerschap kan deze test worden gedaan.
Bij een vlokkentest wordt een beetje weefsel van de placenta genomen om genetische chromosoomafwijkingen,
bijvoorbeeld taaislijmziekte.
Je kunt hiermee ook het geslacht vaststellen.
Slide 49 - Slide
Vlokkentest
Vruchtwaterpunctie
Slide 50 - Slide
Vruchtwaterpunctie
Bij een vruchtwaterpunctie wordt een beetje van het vruchtwater weggezogen om genetische chromosoomafwijkingen bij de foetus te diagnosticeren.
Dit kan vanaf de 16de week van de zwangerschap.
Slide 51 - Slide
Niet zonder gevaar
Een vlokkentest en een vruchtwaterpunctie zijn niet zonder gevaar. De kans op een miskraam wordt hierdoor iets groter.
Daarom worden deze onderzoeken alleen uitgevoerd als daarvoor een reden voor is. Bijvoorbeeld:
als uit de NIPT blijkt dat er een verhoogde kans is op een erfelijke ziekte
als een vrouw al enkele malen een miskraam heeft gehad
als er een erfelijke ziekte in de familie voorkomt